FIG 4 FIG.3. de invloed van de wrijving onder de kop veel groter is dan die in de draad. De uitvoering van een drukstuk met draad, zoals in figuur 2 is aangegeven moet worden afgewezen in verband met het grote aanhaal- moment dat nodig is om de wrijving te overwinnen in de draad en tussen het vlak van het drukstuk en het spanelement. Zodoende wordt de kracht die nodig is om de vereiste spanning op het spanelement te krijgen te groot. Voor assen kleiner dan 25 tot 30 mm kan een centrische aandrukking verkregen worden met behulp van één centrale aandrukmoer of -bout (zie figuur 3 en 4). In dit geval moet men wel zorgen voor een goede borging van bout of moer. De ervaring heeft geleerd dat het gunstiger is de axiaalkracht met een spanmoer aan te brengen dan met een bout. Voor grotere assen dan 30 mm gaat men over op drukstukken met meer dere bouten in de omtrek. Hierbij zijn twee mogelijkheden zoals men in figuur 5 ziet, namelijk bouten in de as of bouten in het aan te brengen machine-onderdeel. Het materiaal van het drukstuk is St. 60. De hoogte h van het druk stuk bij bouten met kwaliteit 8G is 1,5 d en bij kwaliteit 10K 2 d. Bij drukstukken met verzonken boutkoppen kunnen dezelfde hoogte maten worden aangehouden, mits de kop van de bout enkele milli meters buiten het drukstuk uitsteekt x). Om zeker te zijn, dat de aanhaalkracht werkelijk op de spanelementen wordt overgebracht, moet men ervoor zorgen dat de ruimte z bij één element 3 mm is en bij twee elementen 4 mm. Verder moet het drukstuk een afrondingsstraal R hebben en het wiel een schuin randje. De onrondheid van de ringen per stel is 0,04 mm tot 0,02 mm. Om nu een scheefstand van wielen en dergelijke door deze onrondheid te voor komen, worden de wielen over een bepaalde afstand gecentreerd (a). De passing is H7, h6 (zie figuur 6). Deze afstand kan kleiner worden Vervolg op pag. 122 St.bo FIG. 6. FIG.5.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1958 | | pagina 23