We zijn weer een nieuw jaar ingegaan, met frisse moed en met de
beste voornemens bezield, zoals we ook de jaren 1958, 1957, 1956 en
alle voorgaande jaren zijn ingegaan. Het oude jaar was alweer voorbij
vóór we er goed en wel erg in hadden. Het is als het ware als zand
door onze vingers gegleden.
En wat is er van de goede voornemens, waarmede we 1958 binnen
gingen, terecht gekomen? Soms iets, soms niets. En wat zal er terecht
komen van de goede voornemens voor 1959? Er valt nog niet veel van
te zeggen.
Als we het Nieuwjaarsartikel van Mr. H. Smulders in dit nummer van
Het Zeskant lezen, dan kunnen we vaststellen, dat we in 1959 nog
vooruit kunnen. Er is nog „werk aan de winkel", zoals dat in Het
Zeskant genoemd wordt als er een overzicht van de onderhanden zijnde
opdrachten wordt gegeven. Ondanks de moeilijke tijden en de ver
scherpte concurrentie komen er toch telkens weer nieuwe opdrachten
binnen. Er is dus wel plaats voor enig optimisme, zij het dan een ge
matigd optimisme.
Het vooruitzicht, dat er in het komende jaar een voldoende werkgele
genheid zal zijn, houdt voor ons allen een geruststelling in. Deze gerust
stelling, dit vrij van zorgen zijn in de naaste toekomst, zal ons in staat
stellen ons ten volle te geven aan de taak, die ons is opgedragen. Zó
te kunnen werken is in deze tijd, waarin het spook van de werkloos
heid weer enigszins de kop opsteekt, een voorrecht. Laten we er dank
baar voor zijn.
Als we in 1959 ons werk kunnen doen met een dankbaar en gerust hart,
dan kan het niet anders dan goed gaan; goed met de Werf Gusto, goed
met ons allen.
In de hoop, dat deze wens in vervulling zal gaan, wensen wij U allen
een gelukkig 1959.
W.
(0) 1