SFEER
De stilte is schier volkomen; geluidloos drijven de grote bakken, met
vele staaldraden verankerd, van de steiger af om in eenzelfde tempo
weer terug te keren.
Beweging, veroorzaakt door de zuiging van passerende schepen, waar
van de bemanning het opdoemende of verdwijnende havenbeeld met
zeer uiteenlopende gevoelens in zich opneemt. Niets is er, geen enkel
rumoer, anders onvermijdelijk waar mensen samenzijn, dat de harmonie
verstoort.
Daneen plonsde ogen gaan in de richting vanwaar het geluid
kwam. Golven, cirkelvormig zich steeds verder van het punt van oor
sprong verwijderend, geven feilloos de plaats aan waar de rust verstoord
werd.
Het denkvermogen probeert in koortsachtige haast een beeld te vormen
van de vis, die daar voor een fractie van een seconde zijn natuurlijk
element verlaten moet hebben, om wellicht een onbewuste drang te ge
hoorzamen, de drang naar onderzoek om te kunnen aanschouwen wat
datgene is, waarin hij leeft. Het moet wel een monsterachtig dier ge
weest zijn, onbereikbaar voor de zondagsvisser met zijn goedkope rieten
stokken. En al had hij hem ook eventueel gevangen, geen Gusto-
sterveling zou dat aangenomen hebben.
Dan glijden de blikken over de staaldraden, die over het bewuste punt
lopen. Grote kistalheldere droppels water hangen er aan; zij vallen
naar beneden en veroorzaken een ragfijne muziek. Alsof ze vreugde
hebben hun korte zelfstandigheid te beëindigen en weer samen te
vloeien met die grote eenheid der onmetelijke massa.
Iets verder drijft een stuk hout. En de vis met al het verschrikkelijke
dat er bijgedacht werd is plotseling teruggebracht tot een simpele
samenloop van omstandigheden.
De bak drijft naar de kant en de staaldraad verdwijnt deels onder water.
Op het moment dat de draad weer boven komt, is precies op die
plaats dat stuk hout aangekomen. Het gaat zover omhoog totdat de
2 (0)