De kleine dragline stort de opgegraven grond op een rooster, 5 meter
lang en 4 meter breed met openingen van 500 mm. Dit rooster ligt
ongeveer 15 meter boven de waterlijn. Wat niet door het rooster kan,
wordt over boord gegooid. Daartoe is het rooster opklapbaar.
De gepasseerde grond en stenen worden vervolgens in een voorraad-
bunker opgevangen. De afvoeropening hiervan sluit aan op een „feeder".
Dit is een nrangaanstalen transportband. Over deze band gaat de grond
naar de „scrubber", een draaibare trommel met een diameter van
meter en een lengte van bijna 12 meter.
Tegelijk met het toevoegen van grond wordt water ingepompt. Water
en grond worden in de trommel intensief vermengd.
Totaal kan 800 ton brij per uur verwerkt worden door de scrubber. De
brij, waarin ook prachtige vuurstenen voorkomen, komt vanuit de trom
mel op een lager gelegen staafrooster met openingen van 65 mm. De
grond die hierdoor valt, komt op een rooster waar alleen nog maar
grond door kan met een korrelgrootte van 3 mm en kleiner. Hier gaat
het om. Deze korrels bevatten fosfaat en worden opgevangen in een bak
in de ponton. De stukken die bovengenoemde zeefcombinatie niet kun
nen passeren, gaan eerst nog over een trilzeef, die de resterende korrels
van 3 mm en kleiner afschudt. De rest wordt met een transportband
van 26 meter lengte achter de ponton afgevoerd.
Zoals eerder gezegd, hebben planten verschillende stoffen (elementen)
nodig. We noemen: koolstof, stikstof, waterstof, zuurstof, fosfor, zwavel,
ijzer. Er zijn er meer. Bovendien enkele spore-elementen. Een tekort
van een van die elementen kan een gebrekziekte veroorzaken. Denk aan
„topziekte" bij tabak, „hartrot" bij voeder- en suikerbieten. In beide
gevallen is er een tekort aan borium.
Bevat de grond niet de noodzakelijke elementen, voeg ze dan toe. In de
praktijk is het zo dat elementen waar gebrek aan is, gebonden worden
aan de fosfaten.
17