tank bijna droog was toen ik erin kroop. Ik was er niks gerust op en kroop naar de mangatopening terug voor onderzoek. Daar gekomen bemerkte ik tot mijn ontzetting dat het man gat was dichtgelegd en de tank afgesloten. Een wurgende angst overviel mij. Mijn keel werd dichtgeknepen en ik was een ogenblik verlamd en misselijk van schrik. Ik stikte bijna In mijn doodsangst begon ik te schreeuwen: Help! Stop het water! Ik verzuip hier! en met mijn hamer hengstte ik tegen het deksel. Toen kreeg ik plotseling een idee. Als een gek kroop ik door de tank vak in, vak uit in de hoop dat het tweede mandeksel open zou liggen! In mijn zenuwachtige haast ging mijn kaars uit. Ik zocht naar luci fers maar die waren vochtig geworden door het opspattende water. Ik probeerde er een aan te strijken. Dat mislukte. Zo ging het ook met een tweede en derde Eerst met de elfde lucifer ging het. Eindelijk een vlammetje. De kaars brandde weer. Verder door de tank naar het andere mangatdoch ook dit was ge sloten! Ik had het kunnen weten! Weer ramde ik met mijn hamer op het deksel met alle kracht die in mij was en schreeuwde mijn keel rauw Het water steeg voortdurend hoger en het kruipen door de gaten in de wrangen ging steeds moeilijker. De kaars was opnieuw uitgegaan en mijn lucifers had ik verloren. Mijn handen en gezicht schrijnden en waren bloedend verwond. Telkens stootte ik mijn hoofd in de stik donkere, slechts negentig centimeter hoge tank. Mijn toestand was ondragelijk Zo moet het ook zijn in een gezonken duikboot, bedacht ik nog in een flits Het lawaai dat ik maakte door met mijn hamer op de wand van de tank te slaan werd blijkbaar overstemd door de vele andere geluiden die op een schip in reparatie altijd aanwezig zijn. Men miste mij nietnog niet. Men was daarboven en in het dok onder me, zich niet bewust van de eenzame strijd die in de bodemtank van het schip door een man werd gevoerd. Ik was tenslotte dodelijk vermoeid maar ploeterde nog wat door het stijgende water. Af en toe gaf ik een klap met mijn hamer doch ik had alle hoop op redding opgegeven. Ik maakte mij gereed te sterven. Mijn gehele leven passeerde mijn geest kleine dingen, die ik onder normale omstandigheden allang was vergeten, kwamen weer helder in mijn gedachten. Ik zag m'n vrouw, mijn kinderen, m'n huis, mijn eigen jeugd, onze buurt, m'n oude moeder Doffe wanhoop maakte zich van mij meester Ik had nog nooit gebeden, maar nu vouwde ik mijn handen en smeekte om redding „Als ge in nood gezeten 68 (0)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1959 | | pagina 14