te kunnen zijn. Eike dag kunnen we weer lezen van nóg snellere auto's en nóg snellere vliegtuigen. Dat straks super-straaljagers meer dan 20.000 km per uur gaan vliegen kan ons nauwelijks meer verbazen. Helaas komt deze snelheids-neurose vooral in het verkeer, een zaak van leven en dood, tot uiting. De franse schrijver André Siegfried slaat de spijker op zijn kop wanneer hij constateert dat „het er tegenwoordig niet om gaat snel te zijn, maar SNELLER, altijd maar sneller". Het is niet de snelheid als zodanig die essentieel is, maar het inhalen. Dat snelheid en veiligheid als water en vuur zijn, is beslist niet waar. Een belangrijk beginsel in de verkeersregels is dat men verplicht is zijn snelheid aan te passen aan de omstandigheden, dus o.a. aan het overige verkeer. Dit wil dus zeggen dat men niet alleen naar het snelverkeer moet kijken, maar evengoed ook naar het langzame verkeer, dus fietsers en voetgangers. Dat dit noodzakelijkerwijze betekent dat men „lang zaam" moet rijden is lang niet altijd waar. De „kruipers" zijn evengoed een gevaar op de weg als de „snelheidsmaniakken". Bovendien schept een vlotte verkeersafwikkeling meestal minder gevaren dan gestuntel. Om nu de gulden middenweg te vinden is een kwestie van mentaliteit en discipline. Er kan niet vaak genoeg worden gewezen op de verant woordelijkheid van de weggebruiker voor zijn medemensen. Haast is in deze een slechte raadgever. Binnen de bebouwde kom, waar door beschikbaar wegoppervlak en de verkeersintensiteit daadwerkelijk moest worden opgetreden tegen de verkeersonveiligheid en het grote aantal ongelukken, is de snelheids limiet van 50 km voor auto's en 30 km voor bromfietsen ingevoerd. Hoewel deze maatregelen niet altijd evenveel waardering ondervinden spreken onderstaande cijfers voor zich. In het eerste jaar van de snelheidsbeperking voor auto's (in de periode 1 november 19571 november 1958) vielen er 1493 slachtoffers tegen 1744 in de overeenkomstige periode van 1956/1957. D.w.z. dat er 251 slachtoffers minder waren in een verkeer, dat in omvang en intensiteit toenam! Het aantal verkeersongevallen blijft stijgen. In 1957 waren het er 133.761, in 1958 echter 137.627. Maar deze toeneming heeft voor een belangrijk deel betrekking op het verkeer buiten de bebouwde kommen. En bovendien blijkt uit de statistieken, dat bij botsingen binnen de be bouwde kommen minder ernstige slachtoffers vielen. Een bewijs, dat de beperkte snelheid een gunstige invloed uitoefent op de verkeersafwik keling in de dorpen en steden. Laten wij hopen, dat deze gunstige ontwikkeling zich zal blijven voort zetten. Dat kan, als U en wij en iedereen op z'n tijd snelheid weet te matigen. „Haasthebben" is een symptoom van onze tijd. Wij moeten mee in de maalstroom van het leven, of wij willen of niet. Maar zo ergens, dan kan hier het woord van La Fontaine nuttig zijn „het baat niets, hard te lopen, men moet op de juiste tijd vertrekken" Persdienst van het Verbond voor Veilig Verkeer. 74

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1959 | | pagina 22