wij ons weer achter de camera, microfoon of lampen, dan wel ervóór. Het is nog niet uitgevochten wat het vermoeiendste was. De lampen opstellen óf in de broeihitte eronder acteren, maar omstreeks de middag waren we afgepeigerd. De lunch die kapitein Dupuy ons toen aanbood droeg het karakter van een afscheidsmaaltijd en de kok had eens extra uitgehaald. De oesters die ons geserveerd werden, waren voor de een een culinair hoogtepunt voor de ander een tragische climax in een cineastenleven, en eerlijk gezegd voor niemand van ons dagelijkse kost. We sloegen er ons met graagte dan wel met grote moed doorheen en wat erna kwam, maakte ook de zwaksten onder ons weer sterk. Na de lunch volgden dekopnamen en halverwege de middag waren wij gereed voor de afmars. Boot, auto en pont brachten ons naar Royan, een na de oorlog geheel herbouwde badplaats aan de Atlantische Oce aan en vandaar begonnen we de tocht huiswaarts. Die avond bereikten wij Poitiers en de volgende ochtend ging Uw ver slaggever met de onvermoeibare Ouwendijk en de bestelwagen in alle vroegte op weg naar de Frans-Belgische grens. De personenwagen en de rest van de groep zou ons omstreeks de middag gemakkelijk kunnen inhalen, als ze een uur of zo later dan wij vertrokken en zo maakten ze van de gelegenheid gebruik om uit te slapen. Wij toerden in snel tempo door Frankrijk, dronken koffie, lunchten en toerden en toerden en bereikten omstreeks vijf uur de grens. Maar geen personenwagen te zien! Onze trots op kop gebleven te zijn werd al gauw de bodem ingeslagen toen wij bij de douaneagent waren. Juist toen wij de spullen gingen uit klaren belde de heer Kommer ons op uit Poitiers, dat zijn auto een motorstoring had en zij nog steeds zaten waar wij die ochtend ver trokken waren, dat was Poitiers ongeveer zeshonderd kilometer terug. Wij waren vastbesloten die avond nog thuis te komen en besloten daarom toch door te rijden en zonder moeilijkheden bereikten wij de Neder lands-Belgische grens. Deze bleek na zeven uur 's avonds gesloten te zijn voor goederenvervoer, d.w.z. de Belgen lieten ons er niet uit, althans de bestelwagen niet. Of we maandag maar wilden terugkomen. Het was tragisch om zo in het gezicht van de haven te stranden en Uw verslaggever wilde zich aan het noodlot niet onderwerpen. Via een lift met een prehistorisch Opeltje en de laatste boemeltrein van Breda naar Den Haag slaagde hij er nog in om als enige van het vijftal thuis te komen. Dat hij de heer Ouwendijk bij de Belgische grens en drie anderen tussen Poitiers en Parijs had moeten achterlaten, temperde ondergetekende's gevoel van voldoening wel enigermate. Had hij ge weten, dat de drie in Frankrijk gestranden zonder geld op zak die hele nacht als clochards door Parijs hadden gezworven, dan zou die voldoe ning wellicht nihil geweest zijn. Of misschien juist het tegenover gestelde Oosterbaan (I.H.C.). 87

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1959 | | pagina 27