Janus
Wat die duistere macht is, die op de meest onverwachte momenten ons
dwingt het verkeerde te doen, weten wij niet precies. Zolang de wereld
bestaat heeft de mens met die macht geworsteld, die in staat is in een
fractie van een seconde volkomen vernietigend te werken. De erkenning,
dat wij allen tegen die macht te kampen hebben, moet ons eigenlijk ten
opzichte van diegene, die ons krenkte, grootmoedig en vergevensgezind
maken, om zo een tegenpool te vormen.
Wij denken het wel, maar het geeft geen genoegdoening na een incident
desnoods jarenlang te wachten, om dan plotseling terug te slaan
Haat is nog nooit door haat overwonnen en zal dat ook in de toekomst
niet doen.
Die duistere macht deed waarschijnlijk ook Janus 's morgens besluiten
niet naar huis terug te keren. Terug naar die wereld van begrip en
liefde. Want ze hadden bij Janus thuis een wijd begrip voor de noden
van een gezonde jonge kerel. En er werd niet over gepraat als hij
's avonds keurig opgepoetst het huis verliet om eerst 's morgens vroeg
weer naar binnen te sluipen. Die nachtelijke tochten waren nu eenmaal
nodig om toenadering te zoeken tot het jong vrouwvolk van de buurt,
om zo tot een trouwdag te komen.
Xa een nacht van veelbelovende contacten was plotseling die duistere
drang in Janus' zwarte kop werkzaam geworden. Was het lust tot
avontuur of nieuwsgierigheid naar die mannen, die in de morgen met
sombere gezichten achter dat ijzeren hek verdwenen, maar er 's avonds
juichend in grote drommen tegelijk weer uit kwamen rollen? We weten
het niet.
Janus stapte dan op die dreinerige morgen dat hek binnen en kwam in
de bankwerkerij terecht. Hij beklom de trap, die naar het „Onderhoud"
voerde, om tenslotte in het ketelhuis terecht te komen. Het was daar
lekker warm. Een man zat op een bankje in de gloed van twee bulde
rende vuren te staren.
Mensen waren toch rare wezens, want plotseling draaide de man het
hoofd om en keek Janus recht in de ogen. Even kromp Janus ineen.
Maar dan gebeurde het: „Hallo, Janus, kom maar hier!", brulde de man.
En het was nauwelijks uitgesproken of de zwarte wolbaai plofte naast
de stoker neer en begon actief koppen te geven en te spinnen. De stoker
dook grommende in zijn brooddoos en trok een plak worst tussen de
boterhammen uit om zo de genegenheid te belonen...
Weldra verschenen de eerste monteurs en er ontspon zich een heftige
discussie of Janus mocht blijven, te ja of te nee.
„Zwarte katte bringe ongeluk", zei de juist binnenkomende alchemist,
die zijn lab naast het ketelhuis heeft. Dat was een oordeel. Want plots
begon men zich te herinneren dat een soortgenoot van Janus zijn vochtige
behoeften in de ketelpakken loosde, hetgeen stormen van protest ont
ketende aan het adres van de stoker, die bij ieder slachtoffer de hik
kreeg van de pret.
Janus keek eens in de richting van zijn vriend, die zich juist uit een
(0) 23