leiding omtrent de eigenschappen van het schip voorlichten.
De voor het boren noodzakelijke voorraden brandstof, chemicaliën, ce
ment, boorpijpen enz. werden in de toegestane hoeveelheden aan boord
gebracht. Daarna werd de ponton in het water neergelaten en werden
alle palen opgetrokken om de ligging van het schip te controleren. De
diepgang werd correct bevonden en dus was het schip vanaf dit ogen
blik (zondag, 6 december 1959) klaar om naar de eerste hoorplaats
te worden versleept.
Op maandag 7 december vond dit verslepen plaats. Het weer was goed
en de voorspellingen waren gunstig, hetgeen wel de belangrijkste con
dities zijn bij het verslepen van het torenhoge gevaarte. De trouwe
Schelde, die drie weken lang geduldig op dit moment had liggen wach
ten, trok de nieuwe Shell-aanwinst, samen met een charter-sleepboot,
omstreeks het middaguur de baai van Doha uit.
Laat in de avond werd de boorlocatie bereikt en werd getracht aan de
gercedgelegde boeien te meren. Door een verkeerde manoeuvre van een
van de assisterende vaartuigen en door het uitvallen van een tweetal
radio's mislukte dit echter en werd besloten het daglicht af te wach
ten voordat een tweede poging zou worden ondernomen.
Zodra op 8 december de zon boven de kim verscheen richtte de Schelde
haar zware sleep ten tweede male naar de boeien. Om 8 uur werd de
eerste verhaaldraad overgebracht en tegen 10 uur lag het schip ver
ankerd. Zoals U uit deze tijden kunt zien, is het meren een heel kar
wei.
Precies om 10 uur werd begonnen de palen naar beneden te laten. Daar
zij nog steeds in hun hoogst opgetrokken stand verkeerden, het water ter
plaatse 32 meter diep was en het ponton 3)4 meter diepgang had,
moesten de bij elkaar 1700 ton wegende kolossen dus 28/2 meter zak
ken voordat zij met de zeebodem in aanraking konden komen. Daar
zelfs een geoefend „operator" per uur niet meer dan 12 slagen a 950
mm met de hydraulische hefinrichting kan maken en een kwartiertje
oponthoud werd ondervonden door het sneuvelen van een noodzakelijk
te gebruiken schakelaar, werd niet eerder dan uur later de zee
bodem inderdaad bereikt.
Merkwaardig genoeg ging dit nog vrijwel ongemerkt. De drijvende
ponton werd namelijk door de heersende zeegang steeds in een deinende
beweging gehouden, die op de pcilglazen in de bedieningshut een be
paalde op en neergaande beweging van de vloeistofkolommen te zien
gaf. Nadat de palen de bodem raakten veranderde het deinen in een
77