en de zilveren beker, waarmee de wijn uit het vat was geschept, werd
na het gebruik eenvoudig in het water gegooid.
Er is ook een tijd geweest, dat geen enkele zeeman een voet wilde
zetten op een schip dat door een vrouw was gedoopt, want, zo dacht
men, dat zou het schip ongeluk bezorgen. Dat waren de dagen waarin
de zeelui dachten, dat de aanwezigheid op een schip van een vrouw
de wind uit de zeilen zou houden. Mannen moesten daarom een nieuw
schip dopen, zoals in Japan nog altijd is voorgeschreven.
Britse oorlogsschepen werden vroeger altijd door de koning gedoopt,
die een toast uitbracht en enige wijn op het dek sprenkelde in de
richting van de vier windstreken. Van Koning Edward VII wordt ge
zegd, dat hij het zo verschrikkelijk druk kreeg met het te water laten
van schepen, dat hij deze taak wel moest delegeren. Hij deed dat aan
prominente dames. Van dat ogenblik af werden meer en meer schepen
gedoopt door koninginnen, prinsessen, vrouwen van ministers, belang
rijke industriëlen, enz.
In onze zakelijke wereld van vandaag is de doopplechtigheid eigenlijk
niet veel meer dan het stuk slaan van de fles champagne, gevolgd door
enkele wel gekozen woorden, de aanbieding van een geschenk en nadien
een banket. De aanbieding van geschenken aan de personen die de
plechtigheid voor hun rekening hebben genomen, is ook vol zin en
traditie. Want het feit, dat religieuze motieven een rol speelden en nog
spelen in de doopplechtigheid, is verantwoordelijk voor het gebruik van
kostbare materialen en produkten. Daarom moest het vocht dat het
uiterlijke teken van de inwijding vormt, van het waardevolste en kost-
baarste zijn dat binnen de gemeenschap te vinden was.
Vandaar het gebruik van bloed in de oudste tijden, van cocosnootmelk in
India, van grape juice in de Verenigde Staten en van champagne en
andere wijnen elders in de wereld. Als er water wordt gebruikt, is het
geen gewoon leidingwater. Er is iets aan toegevoegd, zodat het ook een
bijzondere waarde verkrijgt. Bijvoorbeeld de zegen van een priester.
De „President Hoover" werd indertijd gedoopt met water uit de zeven
zeeën en het Amerikaanse oorlogsschip Kentucky in 1898 met water uit
dat gebied.
In vroeger tijden moest het opperwezen, wiens bescherming en bijstand
voor het schip werd ingeroepen, iets waardevols worden teruggegeven.
Dat meende men oprecht en mensenoffers, waarover wij hierboven op
enkele plaatsen spraken, zijn dan ook niet zeldzaam in de geschiedenis
van tewaterlatingen. In de loop der eeuwen zijn deze offers met de
opvattingen en gebruiken veranderd en tegenwoordig is dit deel van de
plechtigheid vervangen door de aanbieding van een geschenk aan de
gene die de doop heeft verricht; een geschenk dat voor hem of haar de
herinnering aan de feestelijke gebeurtenis levendig houdt.
114 (0)