verhaald moet worden om in een kaarsrechte lijn te blijven bag
geren.
Baggeraars zullen altijd specialisten blijven, en wij zien voorlopig
nog geen robotzuiger, zonder menselijke bediening, in zijn eentje
een kanaal graven.
Maar wèl maakt deze vèr voortschrijdende automatisering het
werk van de baggerbaas minder afhankelijk van het ondefinieer
bare „gevoel", dat berust op de traditie en ervaring van vele
generaties.
En zijn werk wordt er ook door verlicht: hij zal meer tijd
hebben om „een bakkie te doen", iets dat óók berust op de tra
ditie van vele generaties.
K. (l.H.C.)
SLANGENBEZWEERDERS
VERJAGEN DE DEK - REPTIELEN
Staat de slang als reptiel al in een kwade reuk, aan boord van
onze schepen-in-aanbouw brengt zij het er weinig beter af. Veel
verraderlijkheden van de levende slangen vinden wij terug bij de
slangen, die vanaf laswagens en dergelijke over het dek kronke
len. Maar zijn in de natuur nog wel enkele soorten goedaardige
slangen te vinden, aan boord van onze schepen in aanbouw is
dit nimmer het geval. Altijd loeren onze scheepsslangen op een
gelegenheid om iemand een beentje te lichten en hem te laten
vallen. Liefst in een open machinekamer of een ander gapend hol.
Bij enkele I.H.C.-vennoten, waar de slangenbestrijding ter hand
is genomen, zijn de dek-reptielen nu goeddeels getemd. Verschure
bijvoorbeeld schreef een prijsvraag uit voor slangenbezweerders,
met als strijdkreet: „aan U het woord, de slangen van boord".
Het zat onze Verschure-vrienden kennelijk wel hoog: niet minder
dan zestig oplossingen kwamen binnen.
57