Het vuur was bij de Perzen, en is thans ook nog bij de Parsi's, zo heilig dat het op geen enkele wijze mocht worden verontrei nigd, ook niet door lijkverbranding. Het vuur van de haard was het centrum van het huis, en de haard een primitief altaar, waar bij de huisvader priester was. Ook de gemeenschap had een cen traal haardvuur, dat eeuwig moest blijven branden en periodiek werd vernieuwd. Licht In de Zoon Gods heeft het Christendom een centraal haardvuur gevonden, een Licht dat eeuwig zal blijven schijnen en dat de zonde en het kwaad heeft overwonnen. De rede, dat is de hoog ste trap van het begripsvermogen, het menselijk vermogen om op te stijgen tot de hoogste beginselen, moet bij een ieder van ons aanwezig worden geacht, ongeacht of hij zich christen of atheïst laat noemen, waarbij wij ons door het woord „atheïst1' niet uit sluitend mogen laten leiden door de definitie dat atheïsme de opvatting predikt dat God niet bestaat en het gedrag en de levenshouding van hen die deze stelling huldigen daarmee in overeenstemming zijn. In wezen werden de Christenen zelf in de eerste eeuwen atheïsten genoemd, omdat zij de Romeinse goden verwierpen. Onder atheïsme verstaat men óók opvattingen, die wél een hogere kracht of een hoger beginsel erkennen, maar óf loochenen dat er een persoonlijke God is, óf die niet nader willen bepalen. Alle mensen dus, of zij als „gelovig" of „ongelovig" worden aangemerkt, of willen worden aangemerkt, hebben dus diep in zich het vermogen op te stijgen tot de hoogste beginselen, tot het Licht dat het kwade overwint. Willen wij werkelijk Licht brengen in de wereld om ons heen, willen wij werkelijk, een ieder op zijn eigen wijze, op 25 december het Feest van het Licht vieren en het Goede doen zegevieren, dan ligt het begin daarvan in ons eigen hart, in ons eigen ik. Het Licht van het Goede dat in ons hart aanwezig is, moet worden aangewakkerd tot het ons gehele innerlijk verlicht en de warmte die het dan uitstraalt zal niet alleen ons eigen wezen verkwikken, het werkelijke Leven voor ons veraangenamen, doch onze naaste zal er zich aan kun- 178 (0)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1961 | | pagina 8