De broedse paashaas Wanneer zo tegen Pasen de winkelramen zich vullen met paaseieren en paashazen van suikergoed en chocolade, wanneer de echte eieren in de zuivelbedrijven bij duizen den in de etalages liggen uitgestald, dan zult u zich toch wel eens hebben afgevraagd waarom wij Pasen met eieren vieren en hoe de mensen ertoe gekomen zijn een haas met een mand eieren uit te rusten! Wij kennen iemand die kippen houdt en in zijn kippenren destijds ook een konijn had losgelaten. Over die kippen en dat konijn de arme langoor is helaas met Kerstmis ge sneuveld zijn heel wat sterke verhalen gedaan, maar on danks dat heeft hij ons toch nooit verteld dat het beest broeds was geworden! De combinatie haas en eieren moet dus een andere oorsprong hebben. Zoals dit met de meeste volksgebruiken het geval is, gaat ook de geschiedenis van het paasei ver terug. De oude Perzen gaven elkaar deze eieren als zinnebeeld van het scheppingsverhaal, zoals Zarathustra hun dat had geleerd. Het eerste levende wezen op aarde, aldus Zarathustra, was een stier en deze stootte met zijn horens het wereldei stuk, waaruit toen alle levende wezens voortkwamen. Bij het aanbreken van elke nieuwe lente, wanneer de zon in het sterrebeeld van de stier treedt, doet zij door haar warmte de starre, koude aarde springen en tovert miljoenen nieuwe levenskiemen daaruit te voorschijn. Dan was het Pasen en gaven de Perzen elkaar hun eieren ten geschenke. Zo ontstond het paasei in Oost-Europa en in de westaziatische landen. Mythologie Op een gelijksoortige manier is het paasei in de Germaanse mythologie ontstaan. Als zinnebeeld van de vruchtbaar heid werd het ei geofferd aan Ostara, de godin der her levende natuur, tijdens het Ostara- of Osterfeest in het be gin van de lente. Ook de priesters werden met eieren be dacht. Als kiem van nieuw leven moest in het ei grote levens kracht geborgen zijn en aangezien onze voorvaderen meen den dat deze levenskracht kon worden overgedragen, wer den tijdens hun Paasfeest eieren over de akkers en velden verspreid om ze daardoor groeizamer te maken. Daarna mochten de eieren desnoods worden geraapt en worden opgegeten. Verstoppen wij ook nog niet onze eieren in de tuin Toen het Christendom in West-Europa zijn intrede deed, viel het feest van de Wederopstanding van Christus met het heidense paasfeest samen. Alhoewel het laatste geleidelijk aan werd verdrongen, werd het ei als machtig symbool van nieuw leven gretig overgenomen. De eerste westeuropese Christenen zagen hierin de belichaming van het witte graf, waaruit Christus (het Leven) was opgestaan. Na de vasten werden deze eieren dan ook in de kerk gewijd en na de lange onthouding met grote vreugde begroet. Men ging elkaar eieren schenken, allerlei spelen met eieren ontston den, vrienden en kennissen vormden tezamen maanden voor Pasen een zogenaamde eierpot, waarin wekelijks een klein bedrag werd gestort om straks grote hoeveelheden eieren te kunnen kopen. Het eiereten met Pasen vindt dus hierin zijn oorsprong. Germaanse haas Maar dan nu toch nog de paashaas. Dit diertje is van zui ver Germaanse oorsprong. De haas stond in dienst van Ostara als symbool van de steeds weer terugkerende herge boorte van de natuur en als zodanig is hij dus wel zeer nauw aan het ei verbonden. Ieder jaar werden voor het Osterfeest jonge, in maart geboren haasjes gevangen, die als eerstelingen der herboren natuur aan Ostara werden geofferd. Ook aan deze offers maakte het Christendom een einde, maar ook nu weer leefde het symbool voort. Men ging ertoe over met Pasen voor de kinderen haasjes van koek, suiker of chocolade te vervaardigen en hun deze ten geschenke te geven. Men behoefde dus niet meer op paashazen te gaan jagen, en waarschijnlijk om dit gemis aan jachtgenot enigszins te vergoelijken, werden de haasjes op de akkers, in het veld, op het erf en tenslotte in de tuin verstopt. Zo is er ten slotte iemand geweest die in de tuin de haas op de eieren heeft gezet en aldur werden de twee natuurlijke symbolen der vruchtbaarheid voor ons verenigd en vereeuwigd. (0) 25

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1962 | | pagina 5