BEDRIJFSBURGERSCHAP „FREE ENTERPRISE" De bedrijfsburgers van Werf Gusto (daarbij geholpen door collega's van enige andere I.H.C.-werven) hebben geen geringe prestatie geleverd bij de bouw van de CO 424, de „Free Enter prise"; de tewaterlating was op 2 fe bruari van dit jaar, de proefvaart op 14 april. En dat voor een schip met akkommodatie voor ruim 800 passa giers en 130 auto's! Zoals men spreekt over staatsburgerschap zou men in de tegenwoordige tijd ook kun nen spreken over bedrijfsburgerschap. En ook daarbij zou men de vraag kunnen stel len: voelt degeen, die in een bedrijf werkt zich ook deel van de bedrijfsgemeenschap? Met andere woorden, voelt hij zich solidair met het bedrijf, heeft hij er wat voor over, voelt hij er zich deel van? Verschillende punten, die we in verband met het staatsburgerschap noemden, gelden ook voor de bedrijfburger. Naarmate een bedrijf groter wordt, raakt het voor de enkeling on doorzichtiger, valt het geheel moeilijker te begrijpen. Er worden beslissingen genomen, die hij niet kan overzien; er worden doel einden nagestreefd waarvan de zin hem ont gaat. Het valt hem dus steeds moeilijker zich werkelijk deel van een geheel te voelen. Een ander punt, dat eveneens door de reeds eerder genoemde prof. Groenman ter sprake werd gebracht, is dat vele mensen tegen woordig minder in hun beroep opgaan dan vroeger. Een groot deel van hen is helemaal niet in de gelegenheid geweest dat werk te kiezen, wat men nu eigenlijk in zijn hart zou wensen. De arbeid is een middel om aan de kost te komen. Als men tevreden kan zijn met zijn werk is het al heel wat; werkelijke arbeidsvreugde komt er vaak niet aan te pas. Daarbij komt, dat de vrije tijds-beste- ding in het leven der mensen (gelukkig) een steeds grotere plaats gaat innemen. Dat wijst er allemaal op, dat de band met de omge ving waar men zijn werk heeft, losser wordt. Hebben we hiermee een aantal punten ge- toemd, waardoor het voor de bedrijfsburger, als we hem zo nog eens even mogen noe men, moeilijker wordt zich een deel van het geheel te gevoelen, er zijn ook nog andere kanten aan het vraagstuk. Het is ongeveer hetzelfde als met het staatsburgerschap. Hoe kleiner de gemeenschap, des te eerder zal men er zich deel van voelen. En zo ziet men vaak, dat de afdeling, de ploeg, de sectie voor de mensen veel meer aanspreekt dan een groot bedrijf in zijn geheel. Met die af deling of ploeg of sectie bestaat vaak een duidelijk gevoel van verbondenheid. Men kent elkaar; men voelt zich deel van een geheel; men is solidair; men heeft er ook vaak persoonlijk wat voor over om de za ken goed te doen verlopen. De rest van het bedrijf vervaagt; daar staat men buiten. De kleinere eenheid, die men kan overzien is een realiteit. Maar toch betekent het be drijf in zijn geheel ook wel wat. Men vormt er zich een beeld van. Dat beeld kan in grote lijnen juist of onjuist zijn; het kan een verwrongen beeld worden en het kan ook positief uitvallen. Ieder heeft zo zijn eigen beeld van het geheel waartoe hij nu een maal behoort. Als een bedrijf een bijzondere naam heeft, spreken degenen, die er wer ken daar met vreugde over. Eigenlijk op dezelfde wijze als de staatsbur ger het heeft over „onze" Delta-werken. Men zegt ook „bij ons op de fabriek", of „bij ons op kantoor". Daarmee geeft men aan, dat men zich één voelt met dat geheel. Men mag dus wel zeggen, dat bijna elke af zonderlijke werker zich toch een beeld vormt van het bedrijf in zijn geheel. Dat kan een helder beeld zijn, een troebel beeld, soms ook een somber beeld. Voor de direk- tie is natuurlijk belangrijk hoe dat beeld er voor de meerderheid van haar werkers uit ziet. Want niet alleen, dat die werker dat beeld voor zichzelf heeft, maar hij brengt het naar buiten; hij geeft het door aan zijn vrienden en kennissen. Een bedrijf als ge heel krijgt een naam. Het is prettig om te behoren tot een bedrijf, dat een goede naam heeft. Daar werk ik, zegt men dan met vol doening. Dat is ook wat men onder bedrijfs burgerschap zou kunnen verstaan: het ge voel van erbij te horen, mee te werken, mee verantwoordelijk te zijn; wat voor die zaak over te hebben. Elke verstandige direktie zal dat besef van bedrijfsburgerschap trachten te bevorderen en als iets kostbaars voor de onderneming bewaken. Ook hier geldt het om, net als in de staat, met moderne middelen de ver bindingen te verstevigen, zodat het beeld voor de enkeling positief uitvalt. Maar ook hier geldt, dat elk mens in het grote geheel van een bedrijf toch ook wel een persoon lijke verantwoordelijkheid bezit. Hij heeft tot taak om te zorgen, dat het beeld dat hij van het geheel heeft zo zuiver mogelijk is. Hij kan zich daar moeite voor geven. Hij kan zich ook tot taak stellen om onjuiste beelden of opvattingen, die hij bij collega's aantreft, te verduidelijken. Voor ieder be staat de mogelijkheid een aktieve bijdrage te leveren. Dan kan men ook bij het be drijfsburgerschap spreken van werkelijke solidariteit.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1962 | | pagina 7