EEN EIGEN STUKJE
NATUUR
Onze steden zijn mensen-pak
huizen. Bewust of onbewust
snakt vermoedelijk iedereen er
naar van tijd tot tijd eens te ont
snappen aan de beklemming van
altijd ingesloten te zijn door dode
steen en verkeerslawaai, einde
lijk weer eens in alle rust naar
het gezang van de merel te kun
nen luisteren. En wanneer men
dat gezang hoort op een stuk
grond dat men zelf bewerkt,
klinkt het zéker nog eens zo zoet.
De heer T. C. Robberegt, chef
inkoop-administratie bij Werf
Gusto, heeft zich zo'n ontsnap
pingsmogelijkheid geschapen: hij
60
is een overtuigd en enthousiast
volkstuinder, een hobby die hij
met een dertigtal andere werk
nemers van Werf Gusto deelt.
Als wij 's avonds met hem naar
het tuinenkomplex van de ver
eniging „Klein Babberspolder"
(waarvan hij bestuurslid is) lo
pen, schiet hij in de lach.
„Vergis je overigens niet in die
merel! Als je met veel moeite
een bessenstruik hebt opge
kweekt, ben je boos als er een
spreeuw op komt, want je weet
dat die straks met een hele
vlucht van zijn soortgenoten te
rugkomt. En als er een merel op
gaat zitten zingen leun je fijn
achterover om er goed van te
kunnen genieten. Maar voor je
het weet pikt die merel in zijn
eentje je hele struik leeg!"
Het komplex volkstuinen is ei
genlijk één groot park: bijna 600
stukken van 250 m2, met gezel
lige tuinhuisjes. Een ieder is vrij
om van zijn tuin te maken wat
hij wil, maar de meeste liefheb
bers geven de voorkeur aan een
siertuin, met bomen en bloemen,
boven een nutstuin, waarin
voornamelijk groenten ge
kweekt worden.
Helaas zullen binnenkort 130
van deze tuinen moeten verdwij
nen om plaats te maken voor de
Benelux-tunnel, maar de ge
meente heeft elders reeds grond
beschikbaar gesteld. De ware
liefhebbers zijn niet te verslaan:
eens tuinier, altijd tuinier, en
men behoeft niet lang met de
heer Robberegt in zijn tuin door
te brengen om dat te beseffen.
Zijn trots op de prachtige pioen
rozen, de lupine en de vele an
dere bloemsoorten is onmisken
baar. Met grote animo en kennis
van zaken spreekt hij over het
grondpeil van het water, over
bemesting, over woelratten en
mollen; met een geroutineerd
gebaar wrijft hij een kluit aarde
fijn tussen zijn vingers: „Mooie
grond, hè?"
„En ruik daar eens aan, en aan
dat groen daar". Wij snuiven de
geuren van zoete lavendel en van
pittige muskus op, en voelen
wat hij bedoelt als hij zegt: „Ei
genlijk had je hier moeten zijn
in de tijd van de appel- en pere
bloesems".
De hobby van de heer Robbe
regt en de vele, vele andere
volkstuinders is veeleisend, maar
biedt dan ook een ideale ont
spanning, geestelijk en lichame
lijk. En het is een hobby
waar het hele gezin van mee pro
fiteert. De kinderen leren er al
jong de natuur waarderen en
kennen, de meisjes leren er
bloemschikken, de jongens heb
ben de ruimte om te ravotten,
het hele gezin heeft een plekje
waar niet anders dan rust en te
vredenheid kunnen heersen.
Overal ter wereld begon de be
schaving van de mens zodra hij
een eigen stuk grond begon te
bewerken; de diepe voldoening
die het volkstuinieren geeft valt
dan ook vermoedelijk terug te
leiden tot een van onze oudste
oer-instincten; voor de grote-
stads-bewoners is het belangrij
ker dan voor wié ook om een
eigen stukje natuur te bezitten.