WEER op reis pan komt het bericht: „We gaan in Sevilla werven, waar een uoed aanbod is". En zo staan we dan op een donder- daaniorgen weer in de vroege ochtenduren bij de KLM in Rotterdam. En weer gaan we naar Schiphol. Schiphol- grussel; Brussel-Madrid; Madrid-Sevilla. 't Gaat vlotter dan je vorige keer; we weten de weg nu! En evenals de vorige keer komen we weer in een luxe-hotel terecht. Dat heeft één voordeel. In iedere kamer staat een telefoontoestel én er liet een telefoongids van Sevilla. En die moeten we nu juist hebben. Daarin zoeken we ijverig. Daar staat het: „Syndicate". We noteren het adres en de volgende morgen stappen we in een taxi en laten ons naar het Syndicato rijden. Daar aangekomen, zien we een drom mensen voor de deur staan. Dat zijn natuurlijk allemaal mensen die naar Ne derland willen en we zijn dus aan het goede adres. Maar dat blijkt toch niet het geval te zijn. Als we in ons beste Engels naar de Nederlandse commissie vragen, worden we zeer hoffelijk naar de kamer van een der chefs gebracht en men beduidt ons, dat we moeten wachten op een ambte naar, die Engels spreekt. We willen niet zeggen, dat we vroeger op school altijd een 10 voor Engels gehad hebben, maar wél, dat het ons heel veel moeite kostte uit het Engels van deze Spanjaard wijs te worden. Als het Engelse woord hem niet direct te bin nen schiet gooit hij er maar een paar Spaanse woorden doorheen. Maar uiteindelijk begrijpen we elkaar toch en hij weet ook waar we voor komen. De Nederlandse Commissie? Neen, die is hier niet. Waar dan wel? Ja, dat kan in die straat zijn, of in die, of in die... We moeten wel heel erg hulpeloos hebben gekeken, want het is alsof de Spanjaard medelijden met ons krijgt en hij wordt actief. Wacht U even; we gaan telefoneren! Er worden drie of vier gesprekken gevoerd, kennelijk zon der resultaat. Maar het volgende gesprek is raak. Ja ze ker, bij het Emigratiebureau zijn twee Nederlandse heren, die nog op iemand uit Nederland wachten. Het adres van het Emigratiebureau wordt netjes op een groot vel papier geschreven en dan brengt de Spanjaard ons met alle voor komendheid van een gastheer naar de dichtstbijzijnde taxi standplaats. En zo arriveren wij te bestemder plaatse. Het wervings bureau blijkt gevestigd te zijn in een technische school. De leerlingen krioelen door elkaar in de gangen voordat de lessen beginnen. Het valt ons op, dat er onder de leerlin gen ook verschillende meisjes zijn. Natuurlijk, we kennen hier ook vrouwelijke studenten, ook in Delft. Maar in Spanje hadden we deze emancipatie van de jonge vrouw toch niet verwacht. Niettemin bestaat ze. AAN HET WERK De leden van de commissie kennen we reeds, zodat de be groeting er dan ook een is van „ouwe jongens". De eerste vraag is: „Heb je Nederlandse kranten meegebracht?" Op die vraag hadden we gerekend. De kranten van de laatste dagen worden met gejuich ontvangen. Dan begint de werving. Er is inderdaad een goed aanbod. Mensen uit de scheepsbouw en uit de vliegtuigbouw. Man voor man wordt onder handen genomen, uitgevraagd, be oordeeld en aangenomen of weggezonden. Onder deze can- didaten voor tewerkstelling in Nederland zijn in verhou ding maar weinig werklozen. De meesten hebben een baan, maar ze willen naar het buitenland omdat ze daar meer kunnen verdienen. We moeten daarbij in aanmerking ne men, dat lonen van 35 peseta's per dag, dat is ƒ2,10 in Hollands geld, in Spanje geen uitzondering zijn. 't Is 1 uur als de ochtendploeg is afgewerkt. Inmiddels is er een telefoontje gegaan naar het hotel, waar de com missieleden logeren; er is daar nog plaats voor ons. Dus gaan we eerst naar ons luxe-hotel om te zeggen, dat we daar vertrekken. De portier, in een soort generaalsuniform, geeft de nodige aanwijzingen; piccolo en liftboy komen in 't geweer. De koffer wordt gehaald en in de taxi gezet. Dan even afrekenen en we rijden naar het nieuwe hotel, waar we voor minder dan de helft onderdak zijn. VRIJ WEEK-END De vorige maal zijn we op een maandag naar Spanje ge gaan en zaterdag teruggekomen. Ditmaal komt het anders uit en zijn we het weekend in Spanje en dat geeft ons de mogelijkheid op zaterdagmiddag en zondag de stad te gaan verkennen. Voor zover dat 's avonds nog niet gebeurd was. Onze eerste gang is naar de Dom. De Dom van Sevilla is zo wordt ons gezegd het op één na grootste kerk gebouw in Europa; alleen de Sint Pieter in Rome is groter, 't Is dan ook een imposant bouwwerk. Als we er, uit het helle licht komend, binnengaan, moeten onze ogen eerst aan de duisternis wennen. Het is alsof we een donkere spe lonk binnengaan. Maar dat is gauw voorbij. We staan in een enorme ruimte. Overal lopen geestelijken. Niet, zoals bij ons, in het zwart, maar velen in wijnrode cape's. Ande ren dragen zwart, maar met veel rood of paars afgezet. Ook zijn er in het wit gekleed, 't Is een fleurig geheel in deze donkere ruimte. Er is een prachtig altaar, dat hoog opgaat en rijk met goud is versierd. Wonderbaarlijk mooi. Een paar koorknapen zijn bezig met op lange stokken be vestigde dompers de metershoge kaarsen op het altaar te (0) 51

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1962 | | pagina 7