In het hol van de leeuw
De fotograaf had zich dit persoonlijk aangetrok
ken en bij de tewaterlating van de CO 488 ge
zegd: "dan ga ik meteen weg en dan kom ik over
een week terug, als het schip in 't water ligt en
jullie eraan werken". Aan het begin van dit ver
haaltje is al gezegd, hoe het hem daarbij verging.
De "inwendige mens" van het schip
Het is allemaal toch nog goed afgelopen. De
afdeling inbouw van Verschure is hard bezig de
"inwendige mens" van de CO 488 te verzorgen.
Ladders, touwen, kabels en opschriften in krijt
(aansteker gevonden, terug te bekomen bij Over-
mars, MK) markeren het beeld. Acrobatiek en
vakmanschap gaan hier hand in hand. "En wou
je daarover schrijven soms?" zeiden de inbou-
wers, "nou, zeg dan maar dat de zon buiten
vaker schijnt dan hier binnen en als er soms
een collega van je in de buurt is met een kratje
pils op z'n nek mag die ook beneden komen".
De fotograaf, nog steeds een beetje glibberend
vanwege het vet aan zijn schoenen, wilde alles
wel beloven het zal toch wel een tijdje duren
voordat ik hier terugkom, dacht hij zeker. Maar
dat stukje over de inbouw was er nog steeds niet.
Een van de inbouwers sprak daarover tenslotte
het verlossende woord: "we moeten helemaal
geen stukje", zei hij; "we vinden 't al mooi
genoeg dat jullie hier je nek zijn komen breken
en ga nou maar gauw weer weg, anders komt
het schip niet op tijd klaar en dan hebben wij het
gedaan".
Mocht het laatste plaatje van de fotograaf (op
sluitingstijd afnokkende man met hoofd boven
dek) dan alstjeblieft een misser zijn?
De man in de machinekamer van de CO 488
legde er het gereedschap even bij neer en zei
dreigend: "weet je wel dat je hier in het hol van
de leeuw bent?" De fotograaf, die juist op een
met vet besmeerde rail was gaan staan, deinsde
er even van terug, wat hem gemakkelijk een
paar weken ongevallenwet had kunnen kosten.
Gelukkig werd hij nog net opgevangen door een
paar collega's van de eerste spreker. "Ja jongen,
zo gaat het als je op bezoek komt bij de afdeling
inbouw van Verschure", zeiden ze.
De bedoeling was toch goed geweest: "Geen
hond leest die verhaaltjes over tewaterlatingen
in Het Zeskant", hadden ze op de werf gezegd;
"meneer Hop zegt dit en meneer Hap zegt dat
en toen namen ze er nog eentje, nou, een mooi
verhaal, hoor".
36