wel uit allerlei boeken: Vivre le periculoso; een typisch moderne inslag, maar hij is oer oud, n.l. zo oud als de mens) op de een of an dere manier veroorzaakt, althans gestimuleerd wordt door een paar omstandigheden. Het merkwaardige is, dat situaties, waarin dus men sen innerlijk gespannen zijn, de drift tot waag halzerij versterken en dat dan aan de andere kant een al te veilige maatschappelijke situatie hem ook doet zoeken naar mogelijkheden om een beetje risico op te doen. Dat betekent, dat je de zaak aan de ene kant niet open kunt gooien, want dan komt er een te grote spanning, en je kunt het aan de andere kant niet al te veilig maken, want dan gaat hij ook gek doen! Tussen die twee polen zitten we eigenlijk. Laat ik er even bij mogen stilstaan. Er zit n.l. in de mens U zou kunnen zeggen, het be hoort tot het wezen van de mens een drang om te spelen. Laten we eens zien naar het kind en de opvoeding. Er is een bijzonder naar pro ces aan de gang, wanneer de ouders het spel van de kinderen begeleiden. Wat doet een kind als het speelt? Dat waagt van alles, dat tast zijn eigen mogelijkheden af. Het is bijzonder inventief. We kopen voor de kinderen mooie autotjes, die bijna echt lijken. Daar speelt het kind een tijdje mee en mikt het dan door de glazen of op de grond. Want dat is dan toch niet helemaal leuk. Het pikt een bouw- of lu cifersdoosje en zegt, dat dat nu eens een schip en dan weer een auto is en daar speelt het lang en grondig mee. Want dat laat inventie, impro visatie, experiment toe. Al die kant en klare eindproducten zijn leuk omdat ze echt zijn. Maar ze zijn niet echt en dus naar. Dat eigen aardige spelevenement van een kind vindt U ook verder; daar hebt U in een bedrijf nog wel eens last mee. Wat is n.l. het leuke van het gevai? Dat je ermee kunt beginnen als je zin hebt en dat je er mee ophoudt als je zin hebt en de rommel laat liggen. Alleen zijn er dan weer ordelievende ouders, die zeggen, dat je eerst moet opruimen; daar mee verpesten ze het spel en maken ze het tot werk. Werken is n.l., dat je de dingen op een bepaalde manier, gedwongen georganiseerd doet. Je begint en je eindigt omdat het moet en niet omdat je er geen zin in hebt of wel zin in hebt en je moet de zaak nog opruimen ook. En nou is het wonderlijke, dat dat kind in de mens eigenlijk nooit verloren gaat. Ik moet er wel bij zeggen dat bij vrouwen dat kind wat ge makkelijker sterft, althans overtrokken wordt door zorgzaamheid en organisatie, dan bij man nen. Vandaar dat mannen gek op vergaderen zijn en op organiseren en altijd gaatjes open laten waar de rommel blijft liggen, omdat ze anders niets meer te organiseren hebben. Mannen blij ven dus iets langer kind; misschien gaat het kind in mannen wel helemaal nooit verloren. Je hebt dus gewoon ook bij volwassenen reke ning te houden met het feit, dat hoewel hij alles weet en precies geïnstrueerd is, het kind in hem naar boven komt, niet omdat hij daar over na denkt, integendeel omdat je helemaal niet na denkt, maar omdat het van binnen uit in hem opwelt. En dan laat hij de zaak slingeren en dan doet hij dingen die niet mogen. Daar kun je tegenaan praten, dat kun je organiseren, dat kun je met grote en met kleine letters zetten, dat helpt allemaal wel een klein beetje, maar ergens hebben we rekening te houden met dat wonderlijke wezen kind in de mens. Nog een aspect daarvan is de waaghalzerij. Ik zei het al: mens zijn is ergens aftasten van mo gelijkheden, ook in zijn spel. De mens heeft n.l. de wonderlelijke neiging. Vooral zoals we hier zitten als jongens weten we dat goed, dat een dakgoot, een boegspriet, hoog en laag, ge bogen en hol, even zoveel uitdagingen zijn om te kijken hoever je kunt gaan. Ouders menen na vijf minuten al dat je doodvalt. Vaders merkwaardigerwijze eerder nog dan moeders. Maar vaders weten hoe riskant levens zijn en hoe gek je kunt doen. Maar je gaat door; tel kens opnieuw om te kijken hoe je het redt. Nog net je nek niet gebroken, nog net je been niet gebroken. Je kunt er je ziet het in het ver keer nog net door of net niet meer en dan heb je pech gehad! Maar men probeert en waaghalst eenvoudig omdat er in een mens een neiging zit om af te tasten. Waar eindigt de grens van het leven en waar begint de grens van de dood? Nou heb ik het een beetje diepzinnig ge zegd, maar laat U dat verder maar liggen voor napraten thuis met Uw vrouw. Maar waar zit nou de grens; waar en tot hoever kunnen we gaan? Deze vraag blijft in een mens zitten. Je kunt er wel lang over praten met hem en dat is bijzonder zinvol, maar daarover dadelijk nog C

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1964 | | pagina 11