en zoon met pensioen Kleinzoon zet traditie voort Tot op de dag van het uitstapje met de gepen sioneerden van L. Smit Zoon hadden Teunis (89) en Cornelis (65) Stout er eigenlijk niets bijzonders in gezien. Ze waren allebei gepen sioneerd en dat is toch de gewone gang van zaken als je 't beleven mag, nietwaar? Maar op de dag van het uitstapje werd tegen hen gezegd: "weten jullie wel dat jullie iets heel aparts zijn? Vader en zoon allebei met pensioen bij hetzelf de bedrijf en dan ook nog allebei meer dan vijftig dienstjaren! Dat is op geen van de I.H.C.- werven ooit voorgekomen". Ze hebben elkaar toen maar eens aangekeken, vriendelijk toege lachen en gezegd: "Ja, dat is toch eigenlijk wel leuk ook." Houten scheepmaker In 1887 - het klinkt als een jaartal uit een ge schiedenisboekje zet de dan twaalfjarige Teunis Stout vastberaden de eerste stappen op de maatschappelijke ladder. Een ladder in let terlijke zin, want Teunis wordt leerling bij een schoorsteenveger. Een donker bestaan voor de jonge borst, die vele uren doorbrengt onder het schoorsteengat, dat om rommel in de kamer te voorkomen wordt afgesloten met een soort gordijn. Liever dan ooit in dit vak de meester titel te behalen, gaat Teunis schepen bouwen. Dan zien we hem, na nog een diensttijd elders, in 1895 op de werf van L. Smit Zoon te Kinderdijk bezig als houten scheepmaker. Dit vak kennen wij nauwelijks meer, want de houten scheepmaker vervaardigt masten, dek ken en andere onderdelen, uit hout; tegenwoor dig worden die meestal van staal gemaakt. Het is altijd mooi vakwerk geweest, met veel afwis seling, zoals bijvoorbeeld de karweien in Rot terdam en op zee, waaraan de hoogbejaarde Teunis nog met een brede glimlach terugdenkt. Met de dissel Zoon Cornelis wordt dertien jaar en zal bij vader het vak gaan leren, geheel onkundig van het feit, dat hij vele jaren later met vader op gelijk niveau als gepensioneerde zal kunnen spreken. De opleiding tot houten scheepmaker wordt hem door de toegewijde Teunis liefdevol, maar niet zeer zachtzinnig gegeven. Eenmaal, als het hem te bar wordt, trekt Cornelis er zelfs tussen uit om thuis een ogenblik rust te vinden voor zijn verbitterd gemoed. Respect voor va ders vakmanschap en goede bedoelingen bren gen hem echter spoedig terug op de werf. Dan leert hij werken met de dissel, het zware werk tuig waarmee men o.m. vierkante masten rond kan hakken en dat in ongeoefende handen wei nig minder is dan een zelfmoordwapen. Op zolder blijkt Cornelis nog zo'n dissel te bewaren en ten gerieve van de Zeskantfotograaf gaat hij hem spoorslags halen met het oogmerk, in de tuin een kleine demonstratie te geven. Zeker zal hem daarbij niet overkomen wat vele jaren geleden eens plaats vond: een minimale mis rekening had tengevolge, dat de dissel de zijkant van zijn linkerschoen van voren naar achteren openreet. Zoiets gebeurt je maar éénmaal. Zilveren kleinzoon De zon, die voor Teunis Stout al meer dan der tigduizend maal is opgegaan, breekt door de wolken. In de tuin achter het huis aan de Lek- kade zitten vader en zoon op de bank. De lintjes van de koninklijke- en bedrijfsonder- scheidingen voor vijftig jaar dienst, die zij voor deze gelegenheid hebben opgedaan, wedijveren in kleurenpracht met de late herfstbloemen langs het hek. Vader en zoon Stout hebben het zeer naar hun zin. Er wordt nog gesproken over zoon, resp. broer Gijsbert, die ook een lange diensttijd bij L.S.Z. achter de rug heeft. En dan blijkt er nog een zoon, resp. kleinzoon Gerrit te zijn, die zowaar ook alweer vijf en twintig jaar bij het bedrijf werkt, zij het dan niet als houten scheepmaker, maar als bankwerker. Hij heeft het vak niet van zijn vader kunnen leren. "s* v* - vL - -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1964 | | pagina 13