Gedekte tafel, ja of nee?
In het Schiedamse Parool van 19 januari 1965
las ik een stukje van Dagboekschrijver, waarin
hij het heeft over de gelijkstelling van hoofd- en
handarbeiders. Volgens de Dagboekschrijver is
men hier en daar met die gelijkstelling al een
aardig eind op streek. Het doet me genoegen,
want ik ben daar ook een voorstander van.
Maar in dat stukje stond, dat er een grote zaak
in Rotterdam is, waar men alleen de Directie
leden, invalieden en ouden-van-dagen van de lift
gebruik mogen maken. In datzelfde bedrijf zijn
drie cantines. In twee daarvan worden de tafels
gedekt, maar in de derde niet; die derde cantine
is voor de arbeiders.
Waarom? vraagt Dagboekschrijver. Wie weet er
een antwoord op?
Het wil mij voorkomen, dat er genoeg mensen
zijn, die op deze vraag een afdoend antwoord
kunnen geven. Dat zijn degenen, die moedwillig
de tafels in de cantine bevuilen; die moedwillig
elke middag koffie over de grond gooien; die
elkaar bekogelen met proppen papier met fruit
afval er in.
Het zijn zij, die de bekers moedwillig stuk ma
ken; die de planten niet met rust kunnen laten;
die de W.C.'s onnodig bevuilen. Het zijn dege
nen, die de deuren van de toiletten bekrassen en
met gedichten en tekeningen beschrijven.
Doen ze dat allemaal? Neen, natuurlijk niet;
maar het zijn de hierboven genoemden, die alles
voor de overigen bederven. Zij zijn het, die er
de schuld van zijn, dat het dekken van tafels voor
de arbeiders niet mogelijk is.
W. de Jong.
Voorman Schoonmakers.
Ik geloof in Veiligheid! Zowel binnen het bedrijf
als daar buiten!