Overpeinzingen van een kraanma
door Jan Raak
29 april 1922 verscheen het onderstaande gedicht
in de Werkspoorcourant, een der velen uit een
serie, dat ook thans nog het lezen en overdenken
waard is.
Als een zondebok verbannen,
Negen meter in de lucht,
Zie 'k vanuit m'n kraan de werkplaats
En 't bedrijf in vogelvlucht.
Vraagt men mij verbaasd, hoe ik het
In m'n dooie eentje rooi,
Dan zeg ik: Och een kraanvogel
Went gemakk'lijk in een kooi.
En ik zou niet willen ruilen
Met m'n maats; 'k ben niks jaloers.
'k Fluit m'n deuntje, kauw m'n pruimpje;
't Smaakt precies als gelijkvloers.
'k Vraag en geef mezelf het antwoord:
"Lekker weertje, hè?" - "Ja, mooi".
Zó krijg 'k nooit verschil van mening.
Dat is 't voordeel van de kooi.
Trouwens wat moet ik ook anders
Praten bij m'n karrewei?
'k Heb geen stof en zij beneden,
Heus, die doen het wel voor mij.
Urenlang staan ze te bomen:
Jansen, Dinges, heel de zooi,
Zeer gezellig bij de vlakplaat.
Dat zie ik vanuit m'n kooi.
'k Zou een boekdeel kunnen vullen,
Maar in schrijven ben 'k niet fiks.
't Zijn ook niet mijn zaken en dus
'k Zeg maar zó: ik zeg maar niks.
Daar zijn er een paar aan 't stoeien,
Ginds geeft één z'n maat een gooi.
Van de schrik gaat-ie staan eten
Ja, je ziet wat in je kooi!
'k Zie, dat men soms heel onpraktisch
Omspringt met een zware vracht.
Menig stuk wordt overbodig
Vaak van links naar rechts gebracht,
'k Denk dan: Wie 't beschikt heeft die nou
Hersens in z'n bol ofhooi?
Niemand ziet, dat ik meewarig
't Hoofd schud, boven in m'n kooi.
Bij 't gereedschapkast-loketje
Ligt het ware speelterrein.
't Is iets ongewoons, wanneer ze
Daar niet aan 't ravotten zijn.
Komt de baas, ze trekken eensklaps
't Jeugdig snuit in strakke plooi.
Niet zodra licht hij z'n hielen
Nouvraag mij maar in m'n kooi.
Ik zou wenken kunnen geven
En zo menig goede raad,
Omdat hoog en droog maar weinig
Aan mijn arendsoog ontgaat.
Als men mij eens aan het woord liet,
Deed men vast een goeie gooi.
Voor bezuinigings-adviezen
Spreekuur daag'lijks in m'n kooi.
32 (o)