DE LEEK EN DE HIJSKRAAN
Enige tijd geleden is in Amsterdam de zijarm
van een hijskraan afgebroken. Het ding kwam
met een flinke klap naar beneden en richtte
daar voor 3 miljoen schade aan. Sindsdien
vraagt men zich in Amsterdam af hoe dit in
hemelsnaam mogelijk is geweest. Men is er niet
alleen van geschrokken, maar men is bovendien
verbaasd. De schrik kan ik inkomen, maar ver
bazing lijkt mij hier niet op zijn plaats. Het
behoort ons niet te verbazen dat een hijskraan
omvalt of doormidden breekt. Werkelijk ver
bazingwekkend is juist dat zoveel hijskranen
dit niet doen.
Wie nooit de mechanica bestudeerd heeft en
niet door een studie in Delft tot hoogmoed is
gebracht, is aangewezen op zijn gezond ver
stand, maar daarmee ziet hij al direct dat een
hijskraan iets is wat eigenlijk niet kan. Immers,
men bouwt hiervoor een hoge, smalle staal
constructie, soms zo hoog dat deze op zichzelf
al de neiging tot omvallen moet vertonen, en
aan de top hangt men dan welgemoed een
stalen zijarm van een paar ton, die vrijwel
over zijn gehele lengte naar één kant uitsteekt.
Dit is al geen proberen meer, dit is al tarten
geworden. Op dit moment zouden wij dan ook
mogen verwachten dat de verantwoordelijke
ingenieur die (waarschijnlijk dodelijk nerveus)
leiding heeft gegeven aan de bouw, door
stroomd zou worden met een gevoel van grote
dankbaarheid, wanneer hij ziet dat dit duide
lijk topzware gevaarte niet terstond omkiept.
Maar neen, niets van dit alles. De man laat
niets merken van zijn eigen verbazing en aarzelt
zelfs niet ons vervolgens aan te sporen aan
het einde van de hijsarm eens wat flink zware
stukken te hangen. De hele situatie is nu zo
onwerkelijk geworden, dat men de ingenieur
als in een roes gehoorzaamt. En door een tot
nu toe onverklaard toeval gaat het meestal nog
jaren goed ook.
Mijn biologieleraar heeft mij eens verteld dat
volgens de wetten der aërodynamica de bij
eigenlijk niet kan vliegen. Het dier verkeert in
de gelukkige omstandigheid deze wetten niet
te kennen en vliegt dus rustig verder. Maar
gaan we zo'n beest aërodynamica doceren, dan
stort het ogenblikkelijk neer. Zo is het ook met
hijskranen. Iedereen voelt met zijn klompen
aan dat zoiets niet mogelijk is, maar zolang wij
dit maar niet hardop zeggen blijft de betovering
bestaan. De kranen werken als het ware in
trance door, dank zij een blijkbaar onbegrensde
welwillendheid van het noodlot.
Het is dan ook niet voor niets dat men in de
haven van New York geen hijskranen ziet.
Daar staat men met beide benen op de grond.
De Amerikanen wachten rustig af. Ook zij
kennen het sprookje van de nieuwe kleren van
de keizer en zo weten zij dat er maar één
nuchter jongetje nodig is dat uitroept dat hijs
kranen eigenlijk behoren om te vallen, om de
betovering te verbreken. De ravage die dan
ontstaat, zal de havens van Amsterdam en
Rotterdam vele jaren als concurrent uit
schakelen.
(Met toestemming van de auteur, Floor Kist,
overgenomen uit het Elseviers Weekblad).
96 (0)