die van de kinderbijslag over was. 't Ging wel ten kosten van zijn nieuwe jas. Maar ja, wie daarop kijkt is een zeurpiet, die nooit eens van het leven geniet. Een beetje aarzelend zegt zijn vrouw, dat ze toch wel meegaan zou, want ach, het staat zo heerlijk sjiek te rijden in een automechaniek. 's Zondags vroeg gaat de reis naar het zuiden in de richting Arnemuiden. Onderweg valt er wat regen, maar daar kan tautootje wel tegen. Doch zo ongeveer bij negenen houdt het op met zachtjes regenen. Met bakken komt het water uit de lucht en met een welgedane zucht kijkt Ma naar fietsers en naar brommers, die zo nat worden als komkommers. „Kijk eens", zegt ze tot haar man, „als je dat ziet wat denk je dan?" „Nou", zegt hij, „da's nogal glad, wij zitten droog en die zijn nat". Maar Jansen heeft de dag te vroeg geprezen want de pechduivel is weer opnieuw herrezen. De autoweg is nu vol waterpoelen die tautootje flink schoon gaan spoelen. Door het geweld van dit waterkletteren begint de regen in de wagen te spetteren. Zowel van boven als van onderen is het nu met recht pas donderen. Ma trekt haar benen vlug omhoog, haar nylons blijven dan tenminste droog. Pa zet zijn hoed een tikje schuin, zo houdt hij nog een droge kruin. Zijn voeten blijven vast op de pedalen, want die kan hij onmogelijk naar boven halen. Zo gaat heel langzaam, o gossiemijne, zijn zondagse broek naar de filistijnen. De ruitenwisser werkt nu voor twee, bij deze echt Nederlandse binnenzee. Maar opeens geeft hij de geest, het aandrijfmechanisme is er geweest. Pa tuurt vergeefs nu nog naar buiten en ziet geen spat meer door de ruiten. Gelukkig rijdt hij veilig met zijn gezin voorzichtig een parkeerstrook in en moet de bui maar laten passeren, eerst dan kan hij tautootje inspecteren. Zijn vrouw zegt nors: „Waar blijf je nu? Ik geef jouw vergiet voor een paraplu" De kinderen zitten op de achterzit als katten op elkaar geklit, want in de hoek is nog een plekje zonder het een of andere lekje. Pa zegt: „Jongens, kop omhoog, over vijf minuten is het weer droog. Dan kunnen we weer verder gaan, ik zal hier heus niet blijven staan." En werkelijk, zo plots als de bui begon schijnt na vijf minuten weer de zon. Pa duikt nu onder in het dash-board en heeft de wisser zeer snel opgespoord. Na een half uur is het euvel gerepareerd en wordt het tijd dat men hem smeert. In tussen ziet men Ma Jansen pogen zichzelf en haar kinderen wat te drogen. Pa start de motor weer welgemoed maar wat is dat, weer tegenspoed? De starter draait voortdurend rond maar de motor zelf houdt stijf zijn mond. Wat hangt Pa nu boven het hoofd? Hij had zijn vrouw zo'n fijne dag beloofd! Doch daar komt reeds de wondverzachter, U raadt het al: de wegenwachter! „Meneer", zegt hij plechtig na een korte inspectie, Uw verdeler en bougiedraden hebben water infectie. Door de hevige slagregen van zoeven, zijn ze op het veld van eer gebleven". De man zou geen echte wegenwachter zijn als hij geen oplossing vond voor deze pijn Dus kan de motor dra weer starten en geeft de Jansens weer tevreden harten. Nu vindt men verder zonder pech met tautootje de uitgekozen weg. Na een gezellig bezoek aan hun familie gaan de Janssens weer naar hun eigen domicilie. Om 7 uur worden de biezen weer gepakt en tevreden huistoe afgezakt. Doch onderweg na twintig kilometer verschijnt er weer een zenuwenopvreter. Pa belandt nu in een file, da's weer een spaak tussen de wielen. Tergend langzaam gaat het met slakkengang over de snelweg, kilometers iang. Opzij van hen snorren de brommers vrolijk langs de kruipende autogrommers. Ach, acht, wat zit Jansen zich te verbijten. Zijn vrouw kan hem nu echter niets verwijten. In twee en half uur wordt zes kilometer afgelegd, 't is toch wel sneu, en niet teveel gezegd. Gezamenlijk ademt men, o, wat een ramp, een vieze, stinkende benzinedamp, die hun voorgangers in tautootje blazen. Maar wat helpt hier schelden, tieren, razen? Als vissen happen zij naar lucht, de één moet hoesten, de ander zucht. Eén van de kinderen moet braken, Ma zit zich ook al misselijk te maken. Na drie uur is het verkeer weer uit de knoop en dan begint de grote auto wedloop. Verbroken is de file-ban, de motor draait nu wat hij kan. 's Nacht twee uur komt men eindelijk thuis, dit is het einde van het lijdenskruis. De slapende kinderen worden zacht één voor één naar boven gebracht. Doodmoe en aan het einde van hun kracht gaan de Jansens naar bed. Welterusten, goede nacht. Harley Trapson

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1965 | | pagina 14