VLOT VAN STAPEL
"Zaterdag 16 december is bij Gusto Schiedam de sleepzuiger
Prins der Nederlanden vlot tewater gelaten
Vlot; dat wil zeggen zonder haperen en zonder aan de grond te
lopen of zo.
"Maar gaat zo'n tewaterlating altijd zó voorspoedig"?
In plaats van een verhaal over "hoe hard het hagelde", "hoe goed
de Gusto Muziek speelde (en dat deden ze!)" en "wie er allemaal
waren", zullen we een aantal vragen met antwoorden over het te-
waterlaten van schepen weergeven.
"Waarom gaat een schip altijd achteruit tewater?"
"Dit was vroeger niet het geval. Op oude prenten zie je de sche
pen dan ook altijd met de "kop" in het water duiken. Pas bij de
stoomboten met het betrekkelijk lichte en kwetsbare schroefraam
bleek het noodzakelijk om eerst het achterschip in het water te
laten komen. De grote drukkrachten bij het "opdrijven" komen dan
op de veel sterkere voorsteven".
"Wat is opdrijven?"
"Wel het schip is gebouwd op een schuine helling en het glijdt
dus zó het water in. Tótdat het opdrijvende vermogen zo groot is,
dat het achterschip omhoog komt en het schip alleen met het
voorste deel van de slede op de goot gaat drukken. Is de water
verplaatsing groot genoeg geworden, dan drijft het schip verder
vrij weg".
"Waarmee worden de goot en de slede ingevet"?
"Vroeger gebruikte men daarvoor talk, walvistraan, schapevet
en zelfs berevet! Volgens de oude boeken legden in de grijze
oudheid de Egyptenaren hun slaven of dwangarbeiders tussen goot
en slede.
Tegenwoordig is alles veel eenvoudiger.
Op een harde onderlaag komt een gladde smeerlaag, die beide be
staan uit door de olie-industrie gefabriceerde vetsoorten".
"Hoe wordt het schip tewatergelaten? Bouwt men het ook op die
gladde baan?"
"Het is moeilijk om dit in enkele woorden te vertellen.
Men bouwt het schip op een helling, meestal van beton. Of beter
gezegd; vrij van de helling op betonblokken, zodat je eronder door
kunt lopen en de scheepsbouwers onder het in aanbouw zijnde
schip kunnen werken. Tijdens de bouw steunt de romp op die
blokken en op schoren. Vóór de tewaterlating haalt de hellingploeg
enkele blokken onder het midden, "het hart", van het schip en in
de beide zijden weg en brengt daar een stuk slede en goot aan.
De sleden worden met staaldraden aan het schip verbonden en
onder de goten komen weer betonblokken te liggen.
Zo, stuk voor stük, worden sleden en goten aangebracht. Nog
steeds ondersteunen dan vele zijschoren en -blokken het schip".
"Blijven die zijsteunen tot de tewaterlating staan?"
"Nee, in de weken vóór de afloop worden ze verwijderd, zodat
op de "grote dag" het schip alleen nog steunt op de goten en
een aantal "zijstoppings". Dat zijn betonnen of houten blokken met
tussen schip en blokken een stel schuine houten keggen.
Vlak voor de tewaterlating slaat men die keggen weg.
Dat gaat dan zo: Een stel aan stuurboord en tegelijk een stel aan
bakboordgelijk op, zodat het schip gelijkmatig op de goot
gaat drukken. Zijn alle zijstoppings verwijderd, dan stijgt de span
ningNiet alleen onder de aanwezigen, maar ook op de slede
en de goot. Het schip rust dan slechts op de goot en de "klink"
verhindert een voortijdig afglijden".
"Wat is de klink dan wel?"
"Het schip moet immers nog even worden vastgehouden voor
de doopplechtigheid. Door een gat in de goot, meestal op onge
veer één-derde van de lengte van voren, stak vroeger een zware
paal in een gleuf van de slede.
Op het grote moment sloeg men die paal weg en was het schip
"bevrijd van zijn boeien".
Tegenwoordig gebruiken de scheepsbouwers, zeker voor de grote
schepen, steeds een mechanische klink.
De druk op de klink kan vlak voor de tewaterlating enorm toenemen.
Wanneer er aithans "leven" in het schip zit. Het wil van de helling
af en millimeter voor millimeter beweegt het schip dan al. Vast
houden gedurende lange tijd is zelfs uitgesloten!"
"Daarom opgelet nu! Alle stoppings zijn weg en de bedrijfsleider
geeft het sein"alles klaar" aan de tribune.
De doopvrouwe, Mevrouw M. F. Bakker-Vegter, echtgenote van de
Minister van Verkeer en Waterstaat, treedt naar voren en na de
heilwens "Ik doop U Prins der Nederlanden en wens U en Uw be
manning een goede vaart", ploft de fles feilloos tegen het schip,
dat zonder aarzelen wegglijdt.
Deze rol bij de tewaterlating was Mevrouw Bakker goed bevallen.
In haar toespraak later zei ze: "Het is zo prettig, dat een vrouw
daarbij de eerste viool mag spelen. Zelfs bij de doop van mijn eigen
kinderen was ik er niet bij. U als scheepsbouwers houdt ons ten
minste in ere!"