NAAR OOSTENRIJK - INSTAPPEN - UITSTAPPEN 1. Mensen, als j'een busreis maakt Dan kan je wat beleven. 'k Wil trachten in dit korte lied Mijn indrukken te geven. Het reisdoel was mooi Oostenrijk, Het land met hoge bergen. Van knobbelteen tot eksteroog Zal 't klimmen heel wat vergen. 2. De bus was tot de laatste plaats Geheel en al bezet. Er heerste een gepaste stemming Vol van vakantiepret De dames deden heel charmant, Droegen de mooist' japonnen. De heren in het zondagspak, Diepgaand gesprek begonnen. 3. „Mijnheer, Mevrouw, waar gaat u heen?" Zo was het d'eerste dagen. „Pardon Mijnheer, excuus Mevrouw", „Maar mag ik u wat vragen?", Dat ging zo voort, twee dagen lang Toen was de „sjiek" voorbij Het was geen „U", „Meneer, Mevrouw" Maar „moerstaal": „jou en jij". 7. Ma trok haar minirokje aan Over gevulde dijen, Liet 't nauwe truitje, diep gehalst, Over haar boezem glijen. Pa keek verrukt naar ,,'t Friese vee" „Meid, wat ben jij toch dik zo" Hij schoot toen in een gulle lach Ziedaar „Venus van Kilo" 8. „Nou nog een wandelstok", riep Pa, „Met heel veel mooie plaatjes". Hij schoot een stokkenwinkel in In één der vele straatjes. „Wass koss dass stokke?", vroeg hij toen, „Wass koss dass, frouwelijn?", „Spreekt U maar Hollands, hoor menheer, Ik woon op 't Rembrandtsplein. 9. Zo trok men toen de paden op, En ook de bergen in. Zingend trok men er op uit „Houd er de moed maar in" En 's avonds kwam men in 't hotel Wel moe en hongrig aan. Dus sprak de warme lunch, Echt Hollands, dubbel aan. 4. Toen werd het boordje afgedaan, De borst met haren bloot. Van heel die bonte deftigheid Was niemand die 't verbood De mouwen werden opgestroopt en spoedig klonk spontaan Het schoonste lied van Nederland „Die goeie en faine Jordaon". 5. Maar eindelijk was het doel bereikt, Men kwam in Saalbach aan, En konden alle passagiers Naar hun hotel toegaan. De koffer met vakantiegoed Moest worden geforceerd, Want moeder had het sleuteltje Thuis in een pul gedeponeerd. 6. De rood geruite kielen aan, De korte blauwe broek, Sneeuwwitte benen onderuit. Asperges uit Bergschenhoek, Oranje sokken, zwaar geschoeid, Riep hij verrukt „Podorie!" Z'n vrouwtje schoot toen in de lach En riep: „Lang leve Hollands glorie". 10. De laatste dag, die hield men vrij Om souvenirs te kopen. Dan zag j'in iedere winkelstraat De Hollanders weer lopen. Bepakt met dozen, groot en klein, Met koebel, pop, speeldozen, Want iedereen deed hard z'n best Om Schillingen te lozen. 11. De terugtocht, die is gauw verteld 'k Zal u zeggen waarom: De stemming was precies dezelfde, Maar nu juist andersom. Bij het vertrek was 't jij en jou! De boorden los, verwarde lokken, Pikante mopjes her en der, Gestoei met wandelstokken. 12. Maar nauwelijks was Holland in zicht Of alles werd weer „stand" Het boordje om, de stropdas recht. „Waar is m'n Haagse Krant, De poederdons en lippenstift, Waarmee je huichelen kan, Zo'n ordinaire bruine neus, Je bent in Holland man". Gédégé

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1969 | | pagina 9