RENTESUBSIDIE
SCHEEPSBOUW
In januari dit jaar maakte Minister Nelissen van Economische Zaken be
kend dat de rentesubsidieregeling ten behoeve van de Nederlandse
scheepsbouw werd uitgebreid van 2% tot 3/2%.
Rapport Keijzer
Om uit te leggen wat deze verhoging nu in feite inhoudt moeten wij
teruggaan naar 1965, het jaar waarin door de „Commissie Keijzer"
een rapport werd gepubliceerd over de toestand in de Neder
landse scheepsbouw.
Een van de grootste moeilijkheden waarmee de Nederlandse wer
ven te kampen hadden was volgens dit rapport het feit dat
in verschillende landen de werven door hun regering werden (en
nog worden) gesubsidieerd. Deze subsidies gingen rechtstreeks
naar de werven of werden gegeven in de vorm van kredieten met
een lage rente. Deze „goedkope" kredieten konden de werven dan
weer aan hun klanten aanbieden. In ieder geval was het gevolg
dat door deze subsidie bij gelijke kostprijzen de buitenlandse
werven goedkoper konden aanbieden dan de Nederlandse
scheepsbouwers.
Wat deed onze regering
De regering zag, na bestudering van het „rapport Keijzer" terecht
in dat wilde door reorganisatie en andere maatregelen de
het best worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld: „Een
aannemer bestelt bij I.H.C. Holland een sleepzuiger van bijv.
f 10.000.000,Hij betaalt f 2.000.000,tijdens de bouw en de
resterende f 8.000.000,betaalt hij na de aflevering af in
8 jaarlijkse termijnen. Over de afbetaling na levering („het leve
rancierskrediet") moet hij natuurlijk rente betalen en wel meestal
die rente die ook I.H.C. Holland moet betalen aan haar eigen
bank, om datzelfde bedrag 8.000.000,te kunnen lenen. Als
de rente van de bank bijv. 71/2% per jaar bedraagt krijgt I.H.C.
Holland het verschil tussen 71/2% en de bovengenoemde 5%%
vergoed van het Ministerie van Economische Zaken. Op deze wijze
kan I.H.C. ook aan zijn klant een rente in rekening brengen van
53/4%-"
Maar de rente steeg
Toen echter de rente ging stijgen en als gevolg daarvan de Neder
landse werven slechts geld bij hun bank konden lenen tegen 8%
rente en hoger (op dit moment ongeveer 9%) werd het verschil tus
sen 8% en 5%% hoger, dan het maximum subsidiepercentage van
2%. Dit had tot gevolg dat de werven aan hun opdrachtgevers
een rente moesten berekenen van 6% en hoger. Opnieuw was de
situatie ontstaan dat de Nederlandse werven niet in gelijke con-
scheepsbouw in Nederland gemoderniseerd worden dit alleen
kon gebeuren als om te beginnen deze ongelijkheid in marktprijzen
zou worden weggenomen. Dit betekende dat ook aan de scheeps
bouw in Nederland subsidies moesten worden gegeven. Om ver
verschillend redenen koos de toenmalige Minister van Economische
Zaken de vorm van subsidies welke wij hierboven reeds noem
den: die van de goedkope kredieten.
Er werd bepaald dat subsidie zou worden gegeven voor zee
schepen, die gefinancierd worden óf door de werf óf door een
bank, met een krediet van maximaal 8 jaar na oplevering.
De hoogte van die subsidie werd bepaald door het verschil te
nemen tussen een vaste rente van 5%% en de rente, die de bank
vroeg om het geld te lenen. 5%% per jaar was ongeveer de rente,
die de buitenlandse werven als regel aangeboden werd. De sub
sidie bedroeg op echter z'n hoogst 2% per jaar.
Deze regeling had natuurlijk tot gevolg, dat hoe langer hoe meer
reders hun schepen „op krediet" gingen bestellen; een ander
gevolg was echter een duidelijke toename van het aantal orders
dat de Nederlandse scheepsbouwers zo konden verwerven.
Nu de praktijk
Hoe de subsidie aanvankelijk in de praktijk werd gegeven, kan
currentie omstandigheden waren met hun buitenlandse concurren
ten. Deze konden vaak nog steeds een vaste rente aanbieden
van 51/2% of 5%%.
Nu ook de rentesubsidie
Met de verhoging tot 31/2% subsidie (als maximum) is dit probleem
weer opgelost.
Voor I.H.C. Holland zijn met deze verhoging nog niet alle proble
men op dit gebied opgelost.
Het Ministerie van Economische Zaken heeft namelijk grenzen
gesteld, waarbinnen niet al onze produkten vallen. Alleen op
drachten voor zeegaande en zelfvarende schepen kunnen wor
den gesubsidieerd. Dit houdt in dat snijkopzuigers en ander statio
nair baggermaterieel, booreilanden, tinmolens etc. niet onder de
regeling vallen. Wij weten echter uit ervaring dat onze buiten
landse concurrenten wel degelijk ook op dat materieel subsidie
krijgen.
I.H.C. Holland moet dan ook van geval tot geval het ministerie
proberen te overtuigen van de noodzaak, ook op dit soort mate
rieel de subsidie-regeling toe te passen. Een situatie, die voor ons
nog niet helemaal bevredigend is.
Het Rotterdamse telefoonnummer van Smit Kinderdijk is veel over
bezet. Uitbreiding van het aantal lijnen via dit net is momenteel
NOTEERT U EVEN? niet mogelijk. De directie van Smit Kinderdijk verzoekt daarom 01859 - 2355
dringend of alle I.H.C. medewerkers die Smit Kinderdijk bellen,
voortaan het hier naast staande nummer willen kiezen:
38