Maandag De maan, die bijna vol is en die nog maar net is verlaten door Shepard en Mitchell, zet het wollige wolkendek in een scherp zilverlicht. Somber torent een grote donkere punt omhoog: de top van de vulkaan Etna. Zo is de eerste kennismaking met Sicilië. De piloot van Alitalia vlucht AZ136 drukt de neus van de DC-9 door de wolkendeken. Diep beneden is nu het lichtjespatroon te zien van een stad. Na het voorgeschreven aanvliegrondje landen wij op het vliegveld van Catania. Er zijn nogal wat afhalers. Zij begroeten de passagiers alsof die inderdaad van een maanreis terugkomen. Iets kalmer schudden wij de hand van de heer G. R. Bazuin. Als Hollands deskundige is hij door ons „verhuurd" aan de Italiaanse firma, die in de baai van Augusta een groot bagger- werk uitvoert. Dit baggerwerk is het doel van onze reis. Aan de straatkant van het stationsgebouw nemen wij de bagage in ontvangst. De toestand op het voorplein lijkt op die bij een spoorwegstation in de provincie, waar net de laatste trein uit de grote stad is aangekomen. Het is er gezellig chaotisch. Een politie agent blaast regelmatig uitbundig hard op zijn fluitje. Om althans te proberen de orde er een beetje in te houden! Even later zijn wij op weg naar Syracuse. In de Fiat van de heer Bazuin. Je ziet veel Fiats, vooral de kleinere. Dat is niet zo ver wonderlijk. De benzine kost bijna een gulden per liter en de we genbelasting liegt er ook niet om. Het is druk op de weg. Men rijdt volgens het principe: een twee- baansweg is een driebaansweg. En wie er het eerst clignoteert het eerst passeert. Een ieder denkt zich een coureur! Sicilië, met een grondgebied gelijk aan van ons land, telt on geveer 5 miljoen inwoners. Het grootste eiland in de Middellandse Zee heeft sedert 1948 de status van "Autonome Regione" dat wil zeggen een grote mate van zelfbestuur. Sicilië is één gewel dig geschiedenisboek, één groot museum. Een glimp vangen wij er diezelfde avond van op, wanneer wij in Syracuse neerkijken in wat eens het Griekse theater was. Het maanlicht als toneel verlichting doet het zeer goed. De plek is een oase van rust te midden van hoge gebouwen, neonlichten, motorengebrom en de vlammen, de rook en de geurtjes van raffinaderijcomplexen. Wel kom op historische grond, waarop de mens van nu luidruchtig en opvallend z'n stempel drukt! Dinsdag Een grote kop koffie is de beste manier om de dag te beginnen. Dan rijden wij noordwaarts naar de baai van Augusta. In deze baai werken IHC-produkten. Het zijn de cutterzuiger Venezia, de emmermolens Augusta en Aretusa, het rotsbooreiland Teredo en vier Omnibarges. De twee 450 m3 bakken zonder eigen voort stuwing heten Vega en Mizar; de twee 660 m3 bakken, elk met twee Schottelvoortstuwingsinstallaties, kregen de namen Aries en Orion. In een motorvletje tuffen wij naar de Aretusa. Naarmate wij dich terbij komen wordt het vertrouwde emmermolengeluid van piepen en bonken duidelijker. De Aretusa werd door Verschure in 1970 gebouwd. Het is een van de grootste emmermolens ooit gemaakt. Met een totaal geïnstalleerd vermogen van ongeveer 1300 pk. En met de mogelijkheid om met afgestoken ladder te baggeren tot op 33 meter diepte. In het 56 meter lange en 13 meter brede ponton bevinden zich, van elkaar gescheiden, de motor- en de generatorkamer. De twee Bolneshoofdmotoren van resp. 735 en 525 paardekrachten dienen voor het opwekken van stroom. Vier elektromotoren, die samen zo'n 600 pk ontwikkelen, staan op de hoofdbok om de emmerketting aan te drijven. Er worden 500 liter emmers gebruikt. Elke emmer heeft een gebit van vier tanden. Dat is wel nodig, want de grond is erg hard. Stevige klei, dooraderd met kalkstrengen als bloedvaten in een lichaam, wordt afgewis seld met stenen en gebroken rots. Met een snelheid variërende van 22 tot 27 emmers per minuut happen de tandemmers vanaf ruim 20 meter diepte de grond op. Soms met veel water, maar vaak ook met „lekkere koppen" erop. De emmerketting bromt een eentonig lied. Bonk-bonk, bonk-bonk, bonk-bonk. Als je er

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1971 | | pagina 4