52 MILJOEN ORDER UIT RUSLAN
D
Onze goede zakenrelaties met de USSR dateren al van ver voor
de Tweede Wereldoorlog. Maar ook daarna werd veel groot,
voornamelijk baggermaterieel aan Rusland geleverd. Toen wij
ons daarnaast gingen specialiseren in het ontwerpen en bou
wen van materieel voor de olie-industrie op zee, bestond daar
voor in Rusland eveneens grote belangstelling. Het eerste hef-
eiland in Rusland waarmee men op zee naar olie kan boren
werd daar in 1968 binnengesleept. De Chazar was in Schiedam
gebouwd bij IHC Gusto.
Op 24 augustus 1970 bezocht de eerste vice-minister voor de
olie-industrie van de USSR, de heer S. A. Orudjev, opnieuw
Schiedam. Hij legde er het probleem voor hoe de grote gas
voorraden, die zich bevinden bij Cheleken aan de oostkust van
de Kaspische Zee, naar Baku getransporteerd zouden kunnen
worden. Transport door pijpleidingen via een omweg door de
uitgestrekte moerassige kustgebieden was economisch niet
mogelijk. Een andere oplossing zou zijn om een pijpleiding
dwars door de Kaspische Zee te leggen in waterdiepten tot
200 m. Met bestaande pijpenleggers kan maximaal een diepte
van 90 m worden bereikt voor leidingen van de hier gewenste
diameter. De ingenieurs van IHC Gusto en R. J. Brown Asso
ciates (eveneens een dochteronderneming van IHC) hebben zich
in dit probleem verdiept en de Russen een oplossing aangebo
den. Zij ontwierpen een werkschip dat deze pijpleidingen kan
leggen in een waterdiepte tot ongeveer 200 m, meer dan een
verdubbeling van de huidige capaciteit. Met deze pijpenlegger,
die in 1973 geleverd zal worden, zullen drie pijpleidingen van
elk 250 km lengte worden gelegd.
De Russische industrie is in staat haar eigen pijpen te fabrice
ren. Het is echter nog niet mogelijk deze daar zodanig te pre
pareren dat zij geschikt zijn om in zee gelegd te worden. Daar
om ontwierp R. J. Brown Associates een complete pijpbekle-
dingsfabriek. Met de opdracht voor de pijpenlegger en de pijp-
bekledingsfabriek is in totaal een bedrag van 52 miljoen gulden
gemoeid.
Pijpenlegger
IHC Gusto te Schiedam zal de pijpenlegger bouwen. Het is een
speciaal ontworpen werkschip, dat in staat is de zware pijplei
ding op de vooraf vastgestelde plaats op de zeebodem te laten
afzinken.
De hoofdafmetingen zijn: lengte 107 meter
breedte 24 meter
holte 7 meter
De pijpen die in de pijpbekledingsfabriek voorbewerkt zijn, wor
den op de pijpenlegger aan elkaar gelast. De pijpenlegger is
hiertoe uitgerust met een automatische pijpenaanvoerinstallatie,
vijf lasplaatsen, een röntgenstation (om de lassen te controle
ren) en een bekledingsafdeling, waar de stukken pijp op de
lasvlakken ook worden voorzien van de bekledingslagen waar
mee de rest van de pijp is bekleed.
Aan de achterzijde van het ponton is een scharnierende gelei-
debaan van 100 m lengte bevestigd (een "stinger").
Deze "stinger" zorgt er voor dat de pijpleiding onder een be
paalde hoek naar de zeebodem wordt geleid.
De pijpenlegger is uitgerust met twee "stingers": één voor water
diepten tot 60 m en één voor waterdiepten van 60 tot 195 meter.
Acht grote ankerlieren, elk met een maximum trekkracht van
90 ton zorgen voor de voortbeweging van de pijpenlegger, die
onder gunstige werkomstandigheden 72 meter pijpleiding per
uur kan leggen. Een speciale kleminstallatie voorkomt dat de
pijpleiding ongecontroleerd het water in glijdt.
Het leggen van de pijpen begint aan de kust en men gaat met
de pijpenlegger steeds verder de zee in, tot men aan het punt
komt, waar de pijpleiding aan een boor- of produktieplatform
bevestigd wordt. Vijf zware "davits" die aan de langszijde van
het ponton zijn geplaatst, hijsen het laatste gedeelte van de
pijpleiding van het ponton. Aan het uiteinde van de pijpleiding
wordt dan een kniestuk geplaatst, waarop men verticaal weer
pijpen last. Zo kan men de pijpleiding steeds verder naar de
zeebodem laten zakken. Dit gaat zo door totdat de laatste ver
ticale aangelaste pijp boven water uitsteekt en het horizontale
gedeelte van de pijpleiding op de zeebodem rust.
Het verticale gedeelte van de pijpleiding wordt dan aangesloten
op het boor- of produktieplatform. Deze werkmethode voorkomt,
dat er zeewater in de pijpleiding stroomt.
Verdere speciale uitrusting
De pijpenlegger is uitgerust met een complete duikerinstallatie.
Een rijdende, met rupsbanden uitgevoerde kraan met een hijs
vermogen van 100 ton transporteert de geprefabriceerde pijp-
stukken van de voorraadplaatsen op het dek naar de automati
sche pijpenaanvoerinstallatie van de lasstations. De pijpenleg
ger heeft een accommodatie voor 80 personen.
Boven het dekhuis is een cabine gesitueerd waar alle werk
zaamheden centraal kunnen worden gecontroleerd en bediend
via monitors en afstandbedieningsapparatuur.
Een bijzonderheid, zowel bij constructie als transport, is het
feit dat het ponton in twee gedeelten wordt gebouwd. De delen
worden eerst in Holland samengevoegd, waarna het geheel
wordt beproefd. Dan gaat de pijpenlegger weer in twee pontons
uiteen om zo via Leningrad en over de Wolga naar de Kaspi
sche Zee gesleept te worden.
De pijpbekledingsfabriek
R. J. Brown Associates te Rotterdam, een onderneming waar
van IHC Holland het merendeel der aandelen bezit, zal zorg
dragen voor de bouw van de pijpbekledingsfabriek, die reeds
in 1972 opgeleverd zal worden.
De pijpbekledingsfabriek voorziet de grote pijpleidingen van een
dikke betonlaag. De pijpen die van deze bekleding worden voor
zien hebben een gemiddelde lengte van 12 meter en een dia
meter variërend van 200 mm tot 800 mm. De bekleding is nood
zakelijk om de pijpen een bepaald gewicht te geven, waardoor
zij in zee afgezonken kunnen worden.
167