MUTATIES BIJ IHC GUSTO scheepstimmeRlieöen Onlangs kregen wij een alleraardigst boekje op tafel, onder de titel "Korte en eenvoudige beschrijving van de voornaamste standen, beroepen, bedrijven en bezigheden in de menschelijke maatschappij. Ten dienste der scholen". Het werd in 1843 uit gegeven "Te Groningen, bij M. Smit". Nu, bijna 130 jaar later, is het opnieuw verschenen, als fascimile-uitgave geproduceerd door de N.V. Uitgevers Maatschappij "Bonaventura" te Amster dam en aangeboden namens Elseviers Weekblad. In bloemrijke taal worden de beroepen uit die tijd voor de schooljeugd be schreven. Van De Koning tot de Dagloners, van de Wiskunste naars tot de Trekschuitvoerders, van de Zeepzieders tot de Knoopenmakers. Eén beroep, dat van de Scheepstimmerlieden hebben wij er voor u uitgelicht. Het ligt in het onzekere, wanneer men eerst op het water is be ginnen te varen en welk toeval of welke nood de menschen tot de uitvinding van vaartuigen heeft aangespoord. Echter veron derstelt men op goede gronden, dat deze vaartuigen in den be ginne hoogst eenvoudig en gebrekkig zullen geweest zijn. Mis schien bragt een drijvende stam of een holle boom de men schen eerst op het denkbeeld, om zich met zulk eenen boom op het water te wagen. Dit weet men uit de geschiedenis, dat de eerste door kunst vervaardigde vaartuigen, slechts vlotten of kleine met vellen overdekte schuitjes, zonder roer of roeiriemen waren, waarmede men zich voor den wind en stroom moest laten afdrijven. De eerste bewegingswerktuigen waren ruwe staken, waarmede men de gebrekkige vaartuigen langs den wal voort- schoof. Schoon men de schuitjes naderhand met riemen bewoog, zoo bleven de zeilen echter nog lang onuitgevonden, en deze waren ook van weinig behoefte, omdat men het strand toch niet durfde verlaten, maar steeds in de nabijheid der kusten, oevers en wal len bleef. Groote verpligting had de scheepvaart almede aan den meergemelden DEDALUS, welke, na genoeg 1300 jaren voor J. C., het zeil en den spriet uitvond, hetwelk de handeldrijvende Pheniciers, die onmiddellijk aan de zee woonden, aanleiding gaf, om de kusten te verlaten en zich dieper zeewaarts in te bege ven. Dit volk was tevens het eerste, dat de zeetogten eeniger- mate naar de waarneming der sterren rigtte. Eerst had men groote steenen in plaats van ijzeren ankers, welke men aan wal smeet, om daarmede de schepen vast te leggen. Deze werden naderhand door houten en eindelijk door ijzeren ankers vervan gen. Echter was en bleef de scheepvaart, schoon men de sche pen gedurig verbeterde, nog altijd hoogst gebrekkig, tot zoo lang, dat een FLAVIO GIOJA, een Italiaan, in 1364 na J. C., het kompas uitvond, welks punt altijd nagenoeg het noorden, en bij gevolg ook de andere windstreken aanwijst. Thans is de scheepsbouw tot eene verbazende hoogte geklommen en zijn de schepen, die den oceaan bevaren, ware zeekasteelen. Zij nu, welke zich met het vervaardigen van schepen bezig houden, noemt men scheepstimmerlieden. Men vervaardigt de schepen van hout, ijzer, koper, touw, werk, pek, teer, zeildoek, glas, enz. Eenige der soorten van schepen zijn: booten, sloepen, kanoe's, kanen, pramen, schouwen, zompen, kleine tjalken, groote tjal ken, hekschuiten, motten, smakken, koffen, brikken, barken, flui ten, fregatten, galjoten, kapers, koopvaarders, schooners, linie schepen, stoombooten, enz. De deelen der groote schepen zijn zoo menigvuldig, dat het noodig is, ten einde een regt denk beeld van alles te erlangen, om dit met eigene oogen te be schouwen. Eenige daarvan zijn: de voor- en achtersteven, het stuur- en bakboord, het dek, het roer, de zwaarden, de mast, de spriet, de zeilen, de ra's, de kajuit, het ruim, de kooijen, het vooronder, het want, de inhouten, de bodems, de kiel, enz. Uit deze hoogst onvolledige en oppervlakkige beschrijving, kunt gij genoegzaam opmaken, dat een scheepstimmerman een bij uit stek bekwaam man behoort te zijn, die niet alleen nuttig en noodzakelijk is, maar ook, boven vele anderen, onze achting en erkentelijkheid voor zijnen gewigtigen, moeijelijken en kunstigen arbeid verdient. De directie van IHC Gusto heeft op 31 maart 1972 tot haar grote spijt vernomen dat de heer G. P. A. van Wieringen Ing., op dringend medisch advies met onmiddellijke ingang zijn werk zaamheden moest beëindigen. Zij heeft de heer Van Wieringen daarom voorlopig voor de duur van zes maanden ziekteverlof verleend. Daarna zal men zich gaarne beraden op welke wijze IHC Gusto van zijn grote kennis en langdurige ervaring gebruik zal kunnen blijven maken. Dat de heer Van Wieringen van harte een spoedig algeheel herstel toegewenst wordt, is vanzelfspre kend. De heer M. van Houselt, tot nu toe adjunct-directeur technische afdeling, heeft zich op dringend verzoek bereid verklaard de functie van adjunct-directeur scheepsbouw van IHC Gusto te gaan vervullen. Onder gelijktijdige benoeming tot adjunct-directeur van IHC- Gusto heeft Ir. J. Sjouke de huidige taak van de heer Van Hou selt overgenomen. In de door de benoeming van Ir. Sjouke ontstane vacature van hoofd tekenkamer scheeps- en machinebouw is voorzien door de benoeming van de heer Ir. J. B. M. Suyderhoud. Ir. Suyderhoud, voorheen hoofd produktontwikkeling, is opge volgd door Ir. G. H. G. Lagers, die reeds op deze afdeling werk zaam was. De directie van IHC Gusto heeft de vaste overtuiging dat de heren van hun nieuwe functie een volledig succes zullen maken. Zij vertrouwt erop, dat een ieder hen volledige steun en mede werking zal geven. 79

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Zeskant | 1972 | | pagina 11