-mede voor onderhoud - op het droge, waarbij voor het weer
zee kiezen, schip en bemanning op plechtige wijze werden ge
zegend.
Naar alle waarschijnlijkheid werd bij deze volken bij de tewater
lating van een schip een altaar opgericht ter ere van één of meer
goden, vaak versierd met hun beelden, ter verkrijging van een
veilige vaart. Dit ritueel werd besloten met het uitgieten van een
kruik rode wijn over de voorsteven van het schip, teneinde de
volledige gunst der goden te verkrijgen.
Na mensen- en dierenoffers nu de symboliek van rode wijn
I(kleur van het bloed). Het mensdom aan de randgebieden van de
Europese moederzee werd beschaafder.
Vikingen
Bij de oude Vikingen werden bij de tewaterlating van schepen
Imensenoffers gebracht door slaven vast te binden op de boom
stammen, waarop het schip te water werd gerold. Zo wilden zij
de plechtigheid door plengen van bloed diepere betekenis ge
ven. Op de Zuidzee-eilanden schijnt dit gebruik tot zelfs in de
18e eeuw nog in zwang te zijn geweest, aangezien James Cook
hijst
op zijn wereldreis in het midden van de 18e eeuw hierover heeft
gerapporteerd.
De oude Hindoes gebruikten, enige honderden jaren voor onze
jaartelling, volgens overleveringen pompoenen gevuld met een
felrode kleurstof, die bij de tewaterlating van het schip uit elkaar
spatten en de indruk moesten geven van het voormalig gebruik
om mensen en dieren te offeren. Verder werden er steeds bij
een dergelijke plechtigheid toepasselijke verzen in het Sanskriet,
de heilige taal van de Hindoes, voorgelezen. De wijsgerige le
vensbeschouwing van de Hindoes kwam ook bij het in dienst
stellen van hun schepen steeds naar voren.
In de Middeleeuwen werd in de R.K. landen, gelegen aan de
Middellandse Zee, alvorens de tewaterlating plaats had, het
vaartuig met grote godsdienstige luister met wijwater gezegend.
De wijze waarop e.e.a. geschiedde deed denken aan de doop
van een mensenkind. In verband met deze overeenkomst is men
naderhand de religieuze plechtigheid bij de tewaterlating het
"dopen" van het schip gaan noemen. Deze uitdrukking wordt
thans nog steeds in alle scheepsbouwlanden ter wereld gebruikt.
Oorspronkelijk werd na het dopen van het schip en de tewater
lating, door de priester met een brandende kaars onder het zin
gen van gewijde gezangen een rondgang aan boord gemaakt om
het schip van alle kwade geesten te zuiveren.
Engeland
In Engeland, vanouds scheepvaartland no. 1, kende men tot het
begin van de 16e eeuw het dopen en daarna te water laten van
een schip als een religieuze plechtigheid. Hierin kwam verande
ring door Hendrik VIII, die na het konflikt met de Paus ertoe
overging e.e.a. meer een werelds aanzien te geven. In plaats van
het dopen (zegenen) van het voor de stapelloop gereed liggende
vaartuig, werd door de hierbij aanwezige autoriteit met een spe
ciaal voor deze gelegenheid vervaardigde zilveren of gouden
beker, gevuld met rode wijn, een heildronk op het nieuwe schip
uitgebracht. De beker werd dan een begunstigde (meestal van
het vrouwelijk geslacht) ten geschenke aangeboden.
Hierin kwam in de loop van enige jaren verandering omdat de
"beker" de oorzaak werd van grote jaloezie. Besloten werd de
gouden of zilveren beker, nadat de heildronk was uitgebracht,
niet meer als cadeau aan te bieden, maar te water te werpen.
Hiermee was echter in dit verband niets opgelost. Reeds spoedig
kwamen vindingrijke lieden op de gedachte door middel van
handlangers te pogen de "doopbeker" op te duiken. Wanneer
dit gelukte kon hiervoor een goede prijs worden gemaakt. Ten
einde ook hieraan paal en perk te stellen, lieten scheepsbouwers
een net langszij het schip ophangen om de beker bij het weg
werpen op te vangen, zodat deze bij een nieuwe tewaterlating
wederom kon worden gebruikt.
Eerst in de 18e eeuw, tijdens de regering van Koning George III
(1760-1820), kwam aan het gebruik, op het moment van de tewa
terlating een heildronk op het schip uit te brengen, een einde.
De Koning bepaalde namelijk ter verhoging van de representa
tieve aktiviteiten van zijn groot aantal dochters, dat het te water
laten van de belangrijke schepen van de oorlogs- en handels
vloot bij toerbeurt door de prinsessen diende te geschieden.
Aangezien het bepaald niet elegant zou zijn als een prinses een
KOKOSNOOT
113